“Vroeger dacht is dat echt álles in de wereld te herleiden was tot het man-vrouw-verschil.”

Foto Andreas Terlaak
Marja Pruis

Marja Pruis

Marja Pruis

Laat het meteen maar duidelijk zijn: Marja Pruis biedt geen kant-en-klare oplossingen. ‘De titel is een beetje ironisch bedoeld’, vertelt ze bij de tweede kop koffie in een Utrechts café aan het Wilhelminapark vlakbij haar huis. ‘Tegelijkertijd ook niet, want ik ben altijd op zoek naar antwoorden.’ Verwacht geen zelfhulpboek, geen praktische oplossingen, geen versimpeling van het leven. Het is een handreiking, hooguit.

Maar mensen die het werk van Pruis kennen rekenen waarschijnlijk niet eens op een makkelijk schrijven van de columnist, essayist, schrijver en literatuurcriticus van De Groene Amsterdammer. In 2016 ontving ze de Heldringprijs voor haar literaire columns, vorig jaar werd haar de J. Greshoff-prijs toegekend. Twee biografieën schreef ze, vier romans, en nu verschijnt dus haar derde bundel met essays, columns – noem het zoals u wilt.

Marja Pruis staat bekend om haar soms felle literaire kritieken, niet bang om ‘nepschrijvers’ aan te wijzen die een ‘Zwitserlezengevoel’ verkopen. Tegelijkertijd (een bruikbaar woord voor de beschrijving van zowel haar oeuvre als karakter: tegelijkertijd. Ze gebruikt het woord zelf ook regelmatig. Bij Pruis is het vaak én én.) Tegelijkertijd dus, wordt ze geroemd om haar lichte pen, humor, zachtheid en haar angst voor koketterie. Haar stukken gaan vaak over vrouwen, over schrijven, over moed en schaamte. Maar ze is óók een schaamteloze schamer, een schrijver met zelfbewuste zelfspot. Waarbij ze vervolgens met een ogenschijnlijk gemak met haar culturele en literaire kennis strooit, zodat een artikel van haar hand altijd vol associaties zit, niet zelden met verwijzingen naar schrijvers (schrijfsters!) die anders in de vergetelheid zouden raken.

Oplossingen. Het leven, mijn handreikingis opgedeeld in vijf categorieën: liegen, werken aan jezelf, verliezen, liefde en ouder worden. Ze schrijft bijvoorbeeld over haar verlangen naar tantrische seks met de zanger van de Red Hot Chili Peppers, over hoe ze het huis opruimt volgens de Marie Kondo-methode maar al na de kleding en de boeken een langdurige ‘opruimpauze’ neemt. Ze vertelt hoe het haar neerslachtig maakt dat de wereld van haar ouders verdwijnt, en hoe ze twijfelt tussen het dragen van hakken of gympen. ‘Op een dag lachen je borsten je uit’, weet ze inmiddels over ouder worden en in een ander hoofdstuk schetst ze met enige gêne hoe ze zich achter een boom verschuilt wanneer ze achteraan sjokt bij haar hardloopgroepje. ‘Ik haat het om ergens niet de beste in te zijn.’

Je verhalen gaan vaak over jouw ongemak met de wereld om je heen.
‘Je gaat toch van ongemak naar ongemak op een dag, vind ik. Daar moet je mee om zien te gaan. Ik heb bijvoorbeeld aanleg voor stil zijn en ik moet mezelf echt vaak even toespreken. “Je bent een volwassen vrouw”, zeg ik dan, “reageer eens volwassen”. Zoals ik nu met jou praat, denk ik ondertussen: er is niets aan de hand, dit is gewoon een leuk interview, hup, zeg even wat.’

Je boek begint met verhalen over liegen. Waarom?
‘Van mij wordt best vaak gezegd dat ik eerlijk ben, maar tegelijkertijd denk ik: er zijn zoveel gedachten die ik voor mezelf houd. Ik heb dat altijd een gekke, moeilijke tegenstelling gevonden. Ik probeer zo eerlijk mogelijk te zijn, maar merkte al jong dat dat me in moeilijkheden bracht. Niet dat ik grote geheimen met me meedraag… Maar mensen zagen me als een lief kind, terwijl ik ook echt kon sturen. Zo had ik twee beste vriendinnen die om de beurt naast me naar school mochten fietsen – ík bepaalde dat, maar zei er niets over.’

"Van mij wordt best vaak gezegd dat ik eerlijk ben, maar tegelijkertijd denk ik: er zijn zoveel gedachten die ik voor mezelf houd."

Zo wil je ook twee meisjes achterna rennen wanneer je hen met een caravan de straat uit ziet rijden…
‘Ja. Die column is het verhaal hoe ik ze voor mijn raam bezig zie. Ik voel in mijn buik dat ik dat ook wil. Ik wil ook een caravan schilderen en weet-ik-veel-waar-naartoe gaan. Weg. Met een vriendin. Maar hier zit ik in mijn huis, met mijn geschiedenis. Man. Twee kinderen. Ik schrijf dat redelijk frank en vrij op, maar was dus vergeten dat ik de column had uitgeprint op de printer bij mijn man, op zijn kamer. Die legde hem bij mij op tafel. Toen schrok ik.’

Waarom?
‘Het gaat over loyaliteit. Ambivalentie is my middle name. Ik wil vrij zijn én gebonden. En nu ziet degene met wie ik bijna mijn halve leven samen ben dat ik vrij wil zijn, dacht ik. Daar was ik bang voor. Maar ja, klinkt kinderlijk misschien, maar ik ga er uiteindelijk vanuit dat hij niets leest van wat ik schrijf.’

Dat vraag je niet?
‘Nee. Ik zou me schamen, echt, voor mijn geheime verlangen. Ik zou het gevoel hebben dat ik hem te kort doe, of dat ik dan moet verklaren dat het maar een verhaaltje is. Maar het ís niet maar een verhaaltje, het is gewoon echt wat ik op dat moment denk.’

Over de liefde schrijf je dat je niet alles van elkaar hoeft te weten…
‘Ja. Dat je het verhaal samen intact houdt, dat vind ik belangrijk. Dat is volgens mij ook de enige manier waarop je kunt samenleven. Het heeft te maken met elkaar de ruimte gunnen. Niet dat wij er andere relaties op nahouden, maar het altijd maar je gevoelens uitspreken wordt naar mijn idee veel te veel overschat. Soms wordt het door uitpraten alleen maar erger. Over-analyseren is niet goed, je moet vooral elkaars belangrijkste verhaal zijn.’

Ik vertrouw mijn naasten blindelings, zeg je ergens. ‘Als ze blijken te liegen dan zullen ze daar wel een reden voor hebben.’
‘Dat vind ik heel essentieel. Ik vertrouw hen gewoon echt. Als ze iets niet tegen me zeggen dan is daar een goede reden voor. En dan hoop ik dat ze dat ook zo over mij denken.’

Je hebt een groot vertrouwen in de mensheid.
‘Ja. Heb ik ook wel. Ik ben best naïef volgens mij. Of naïef… Ja. Euh… Misschien is het meer dat ik op veel gebieden mezelf niet helemaal vertrouw.’

Waarom dan zo’n uitgesproken titel? Je komt niet echt met oplossingen.
‘Misschien bied ik je niet een uitweg, maar preciezer dan dit kan ik je niet vertellen hoe je moet marchanderen in het leven van alledag. Ik schets de wildernis waarin je je begeeft als vrouw. Ik ervaar altijd een strijd tussen actief en passief zijn. Passief in de zin van: in een soort vrouwenrol zitten. Dat alles klopt en dat ik er goed uitzie. Leeftijdsloos. Dat ik een soort onaangedaanheid heb. Dan ben ik de vrouw die in controlis, maar ook de vrouw die passief is, die zich bijna niet durft te bewegen om het beeld niet te verstoren. Maar je moet gewoon je jas aantrekken en de wereld in. Iets zeggen tegen iemand die je tegenkomt. Die strijd. Welke oplossingen kun je daar als vrouw voor bedenken? Dat zit ’m soms in grote dingen, over hoe je met je ouders omgaat, met de liefde, of je je tranen inhoudt. Maar vaak zijn het triviale zaken: Doe ik hakken aan of niet? Trek ik een donkere jas aan of doe ik een oranje broek aan?

Marja Pruis groeide op in een ‘harmonieus gezin’, maar wel ‘een gezin van ingehouden emoties’, zoals ze het verwoordt. Twee broers boven haar, één zus onder haar. Kop op, niet hangen in negatieve emoties, was het credo. Haar vader typeerde zijn oudste dochter – net als zichzelf – als ‘een goede luisteraar’. Pruis: ‘Achteraf denk ik dat hij mij met dat idee heeft opgezadeld. Ik ben zwijgen als deugd gaan zien, terwijl ik erg hou van vrouwen met een grote mond.’

Ze was de enige thuis die las, al werd er aan haar boekenhonger tegemoetgekomen. ‘Alswe op vakantie gingen nam mijn vader tweedehands boeken van een collega over. Dat was mijn grootste vreugde. Dan dan deed hij de kofferbak open en daar lagen al die boeken voor mij in. Ongelofelijk lief.’

Na haar studie Nederlands en Algemene Taalwetenschap in Amsterdam ‘verveelde’ ze zich vervolgens negen jaar als redacteur bij de Rekenkamer. Ze ging schrijven voor Lover, ‘best een radicaal feministisch tijdschrift’, en voor uitgeverij Nijgh & Van Ditmar las ze manuscripten – met gratis boeken als tegenprestatie.

Is het waar dat je op de achterkant van de manuscripten je eigen verhalen schreef?
‘Ja, ja, ja. In de hoop dat de uitgever het zou lezen. Zo schijterig allemaal. Ik was zo schijterig.’

‘Jij bent geen schrijver’, zei je vader je. ‘Anders had je allang een boek geschreven.’ ‘Misschien bedoelde hij het niet zo erg. Ik keek er zelf ook zo tegenaan: als je wilt schrijven dan moet je het er niet over hebben, dan moet je het gewoon doen. Dat vind ik nog steeds zo. Als mensen nu tegen me zeggen, ik ben ook bezig met een boek, dan denk ik: ja hoor, laat eerst maar zien.’

Die opmerking van je vader belemmerde je wel…
‘Ik ben pas gaan publiceren toen hij overleden was.’ Haar vader stierf in 1995. ‘In die tijd recenseerde ik al wel voor De Groene, maar ik schreef over buitenlandse literatuur en biografieën en zo. Toen ik mijn ouders’ huis ging opruimen [haar moeder is inmiddels ook overleden] kwam ik dat weer allemaal in mapjes tegen. Ze hadden alles van mij bewaard. Mijn vader las alles. Dus ik voelde me altijd geremd.’

Ook omdat, als ik even vrijelijk mag invullen, hij jou het liefst als die ideale vrouw zag die je net beschrijft, de passieve vrouw. Het meisje dat zich schuilhoudt achter de boom. ‘Inderdaad. Gewoon beheerst. De vrouw die niet praat en alle emoties binnenhoudt. Nooit boos is, nooit bang is. Want mijn vader had altijd wel grootse verwachtingen van mij.’

Je bent daarna steeds meer persoonlijke stukken gaan schrijven, steeds meer ‘ik’ gaan gebruiken.
‘Schrijven is voor mij een uitkomst. Columns en essays, die gestileerde vorm is precies wat bij me past. In mijn schrijven kan ik mezelf uitspreken. Eigenlijk iets doen waar ik niet helemaal op toegesneden ben, namelijk laten horen dat ik er ben en wat ik ergens van vind. Het is voor mij de manier om levend te zijn, mezelf te laten zien en tegelijk te regisseren wát ik laat zien.’

Is de romancier in je verdwenen?
‘Ik denk het niet, maar ik ben altijd lang aan het zoeken naar de juiste vorm. Ik heb lang veel ontzag gehad voor de roman, alsof er toch een soort sprookjesboek moet opengaan en je iemand meeneemt in je verhaal door je personages. Langzaam verken ik andere manieren waarop je dat kan doen.’

Je wordt zestig dit jaar, en juist een jonge generatie schrijvers lijkt je om dat essayistische te waarderen, dat zoekende.
‘Ja, dat een beetje naast de wereld staan. Niña Weijers, Maartje Wortel, Nina Polak… Ik herken hun energie, vrolijkheid en hun ambities. De manier waarop zij met elkaar vriendschappelijk zijn. Ik vind hun werk goed en voel geen enkel ongemak bij hen. Ik voel me eindelijk thuis in mijn tijd.’

Dat moet je uitleggen.
‘De vrouwen van nu zijn veel onbekommerder. En toch mateloos eerzuchtig. Daar herken ik me helemaal in. In mijn “echte tijd”, de jaren tachtig en negentig, zaten we middenin de Tweede Feministische Golf met z’n allen de De tweede seksevan De Beauvoir te lezen. Ik las ook andere vrouwen, vond het interessant, maar toch was het nooit echt mijn literatuur. Voelde me alleen. Strijdbaarheid en fatalisme lagen in elkaars verlengde. Maar goed, ik wil nu niet mijn oude heldinnen als Margriet de Moor of Vonne van der Meer verraden, maar er was altijd wel iets stereotiep in hun literatuur. Nu is het hele denken over gender veel opener en vrijer.’

Je bent gelukkiger met de MeToo-generatie…
‘Precies. Vroeger dacht ik echt dat álles in de wereld te herleiden was tot het manvrouwverschil. Dat de wereld was zoals-ie was omdat de balans verrot was. Dat is nog steeds zo, maar nu durf ik eerder te zeggen dat ik de werkelijkheid waarin we ons moeten begeven ondraaglijk vind, of armoedig. In die zin heeft MeToo veel goeds gebracht. Er worden dingen bevraagd die vroeger normaal werden gevonden. Mannen zijn voorzichtiger en het wordt minder gepikt wanneer er bij een forum alleen maar mannen aan tafel zitten. Vroeger was je zuur of voorspelbaar als je daar iets over zei, nu is het bijna fatsoen. Ik heb ook het idee dat dit niet meer wordt teruggedraaid. Dus ik ben eigenlijk best optimistisch.’

Dan is ze even stil. Kijkt in haar lege koffiekop en zegt: ‘Ik heb zo’n lange omtrekkende beweginggemaakt. Dat ik altijd wel wist wat ik wilde maar dat het met zulke kleine stappen ging. Ik heb denk ik toch in de loop der jaren wat meer moed vergaard. Ik ben toch een beetje achter die boom vandaan aan het komen.’

 

Marja Pruis, Oplossingen. Het leven, mijn handreiking, Nijgh & Van Ditmar, 286 pag., 21,99 euro.
Binnenkortverschijnt bij uitgeverij DasMag De nieuwe feministische leeslijstsamengesteld door Pruis. 21,99 euro.

Gepubliceerd in NRC Handelsblad.

Is het waar dat je op de achterkant van de manuscripten je eigen verhalen schreef? "Ja, ja, ja. In de hoop dat de uitgever het zou lezen. Zo schijterig allemaal. Ik was zo schijterig."