Judith Spiegel

Judith Spiegel

“Het is geen slachtofferboek”, zegt journaliste Judith Spiegel over de reconstructie die ze schreef van haar gijzeling in Jemen. Het werd een nuchter relaas over haar zes maanden gevangenschap. “Je gaat er van uit dat het goed komt”.

"Het ging niet om ons persoonlijk: we waren handelswaar, een middel om geld te verdienen"

Het ontvoeringsfimpje ging de wereld over en de wereld leefde mee. Een Nederlands stel was begin juni 2013 ontvoerd in Jemen, zes weken later kwamen de eerste beelden. “Als er over tien dagen geen oplossing is gevonden dan zullen ze ons doodschieten.” Judith Spiegel zit naast Boudewijn Berendsen voor een provisorisch opgehangen zwart doek. Ze zien er slecht uit, zijn vermagerd, hebben dikke wallen. “We zijn heel, heel, heel erg bang”, zegt Berendsen. En dan Spiegel weer: “Familie, media, Nederlanders, doe iets. Wij moeten hier uit zien te komen.” Dan breekt ze en gaat ze huilen. Berendsen pakt haar hand. “Anders zitten we hier forever, als we niet over tien dagen sowieso dood zijn. Doe iets met zijn allen. Doe iets!”

Het filmpje bleek nep. Althans, het was in scène gezet. Want zó erg was het allemaal niet, vertelden ze tijdens de persconferentie die ze een paar dagen na hun vrijlating in december 2013 op Schiphol gaven. Judith Spiegel, journalist voor onder andere NRC Handelsblad, NOS, De Standaard en Elsevier, schrijft nu in haar boek Speelbal van Sjeiks dat 22 mei uitkomt hoe het er werkelijk aan toe ging.

Judith Spiegel

[Hun ontvoerder ‘De Piraat’ zegt:, red.] ‘Jullie moeten een filmpje maken, waarop je huilt en zegt dat als er niets gebeurt, jullie over tien dagen worden doodgeschoten.’ We kijken Coco [een andere ontvoerder, red.] en De Piraat aan. ‘Is dat echt zo, worden we echt doodgeschoten?’
Ze zijn verbaasd over de vraag. ‘Nee, natuurlijk niet, maar we moeten de boel in beweging krijgen, nieuwe wasta’s [tussenpersonen, red.] zien te activeren. Jullie moeten zeggen dat het Nederlandse volk iets moet doen – de premier, de media.’ […]
Boudewijn is bang dat hij niet kan huilen en vraagt of het goed is als hij zegt heel bang te zijn. De Piraat heeft liever dat hij huilt, maar als dat niet lukt is bang zijn ook wel goed. We maken ons zorgen over het effect van het filmpje op familie en vrienden, maar we kunnen er niets aan doen. Ontvoerders willen geen filmpje waarop gijzelaars ontspannen achteroverleunend een gezellige boodschap de wereld in sturen. Ze willen effect, reacties, geld. En dat lukt – denken zij – alleen met een dramatisch filmpje. […]
Ik bedenk dat ik hier misschien wel een jaar of twee zal zitten en dat maakt me aan het huilen. Boudewijn kan niet huilen, maar zegt heel bang te zijn. De Piraat is tevreden over het resultaat. Mumtaz, uitstekend, zegt hij.

Judith Spiegel (44) is voor twee dagen uit Koeweit overgevlogen, waar ze met – inmiddels haar man – Boudewijn Berendsen (42) woont en werkt. Voor de promotie van haar boek zal ze eind mei weer naar Nederland komen, nu is ze hier om te spreken tijdens het Festival van het Vrije Woord in De Balie in Amsterdam. Ik ontmoet haar de dag ervoor in het café van het debatcentrum. Eerst proberen we het terras, maar met de dertig graden temperatuursverschil is het haar al snel te koud. Ze oogt vrolijk, uitgelaten bijna. Met haar zwarte designjurkje en bomberjack zie je haar zo, zoals ze de dag ervoor nog deed, in haar Toyota Prado naar de gym rijden voor een pedicure – het ware leven van een Koeweitse. Van eventueel ontvoeringsleed – indien daar überhaupt iets zichtbaar van zou kunnen zijn – is in ieder geval niets terug te vinden.

Speelbal van Sjeiks is een reconstructie van haar ontvoering, zoals de ondertitel al aangeeft. Ze beschrijft de periode vanaf de in gijzelneming tot aan het onderzoek dat ze na de vrijlating verricht. Verwacht geen emotioneel relaas over de zes maanden gevangenschap. “Het is geen slachtofferboek”, benadrukt ze al in het begin van ons gesprek. Het leed zit tussen de regels. Ze beschrijft hoe ze absoluut niet van kaarten houdt, maar uren canasta speelt in hun ‘Hok’ van twaalf vierkante meter om de tijd te verdrijven, en het hoofd stil te zetten van al het peinzen over mogelijke ramp- of bevrijdingsscenario’s. Ze vragen aan de ontvoerders een paar lege waterflesjes met zand te vullen zodat ze fitnessoefeningen kunnen doen. En bij hun laatste schuilplaats zijn ze bijna blij dat er een badkamer is: elke dag toch mooi tien minuten extra om te doden met het schoonmaken ervan.
Ondertussen moet het soms hilarische relativeringsvermogen van Spiegel niet worden onderschat. Tijdens het interview zal ze meerdere malen verzuchten “het is zoals het is” en zeggen “dat begrijp ik heel goed, maar…”. En in het boek weet ze de lezer met zekere regelmaat een lach te ontlokken met anekdotes, bijvoorbeeld over de vaak knullige werkwijze van de gijzelnemers. Zo zijn ze vlak na de ontvoering vergeten in welke valuta het losgeld is gevraagd. Was het 10 miljoen euro of 10 miljoen dollar? Dollars, zeggen Spiegel en Berendsen snel, ‘scheelt toch bijna 30 procent’. Elders in het boek merkt ze op hoe de ‘aardige mevrouw’ van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) na een debriefingslunch de minipotjes ketchup in haar tas stopt.

"Er waren nog geen IS-onthoofdingsfilmpjes in die tijd - dan hadden we veel slechter geslapen"

Met het boek probeert Spiegel vooral antwoorden op vragen te krijgen. “Om zoveel mogelijk stukjes van de puzzel rond te krijgen, ook al weet ik dat ik de puzzel nooit af krijg.” Wie zijn hun ontvoerders? Wat deden en wisten het ministerie van Buitenlandse Zaken, de AIVD en de vier andere Nederlandse diensten die bij hun ontvoering betrokken waren? Welke tussenpersonen zijn ingeschakeld en hoe betrouwbaar zijn die eigenlijk? Is er een deal met sjeiks gesloten? Is er losgeld betaald?
Het boek levert al voor publicatie rumoer op. Het ministerie van Buitenlandse Zaken mocht het manuscript vooraf lezen en vroeg haar het boek in deze vorm niet te publiceren omdat het andere ontvoeringszaken in gevaar zou kunnen brengen. Een advies dat ze in de wind sloeg. “Ik denk niet dat mijn boek anderen in gevaar brengt. Elke zaak is weer zo anders.”Net zoals ze niet opschrikt van de dreiging met een kort geding van ‘Lenard’, de directeur van het particulier adviesbureau dat de familie inschakelde.

Toen u op de persconferentie vertelde dat het ontvoeringsfilmpje niet echt was, leidde dat tot verontwaardigde reacties. Kunt u zich dat voorstellen?

“Jazeker. Mensen hebben meegeleefd en voelen zich bekocht. Het is toch een beetje alsof je een euro aan een bedelaar hebt gegeven die miljonair blijkt te zijn. Maar ja, ik kan er ook niets aan doen. Zo is het gegaan. Ik hoop dat ik het in het boek kan uitleggen. Ik vind het wel bizar dat sommige mensen nog steeds denken dat we dat filmpje expres hebben gemaakt. Je maakt het onder dwang, in opdracht van mannen met kalasjnikovs.”

 

De kritiek was ook dat andere ontvoeringsvideo’s niet meer serieus zouden worden genomen.

“Dat is het enge eraan. Maar goed, deskundigen begrijpen heel goed hoe dit soort filmpjes tot stand komt. De opsporingsdiensten waren niet verbaasd. Mijn familie trouwens ook niet. Mensen die me echt goed kennen weten dat ik niet zo huil. Dat was onze grootste zorg, hoe zij het zouden bekijken. Ik denk ook, achteraf, dat die hele ontvoering voor hen erger is geweest dan voor ons. Zij wisten niets, wij wisten hoe het met ons ging – en dat was redelijk goed gezien de omstandigheden.”

 

Tijdens de persconferentie bent u redelijk uitbundig, veel meer in ieder geval dan men zou verwachten van gijzelaars die net vrij zijn gekomen. U zegt dat u Jemenitisch bent behandeld ‘en dat is goed’ en dat het u gelukt is ‘de liefde voor het land te behouden’. De sfeer was soms wat lachering. Hoe kijkt u daar op terug?

“Ook daar hebben we veel kritiek op gekregen. Heel vermoeiend. We waren zó ontzettend blij dat we vrij waren. En moet ik me nou ook nog gaan verdedigen omdat ik vertel hoe het er werkelijk aan toe ging? Hadden we weer toneel moeten spelen, net als bij het filmpje? Ach, het heeft alles met de hijgerigheid van de media te maken.”

 

Hoezo?

“Je slikt als kijker of lezer ook maar alles wat je wordt voorgeschoteld. Hup, een nieuwsitem komt langs, hup, in één seconde heb je er een mening over. Als de werkelijkheid achteraf anders blijkt, heb je eigenlijk al geen zin meer om naar het ware verhaal te luisteren, dan is er al weer ander nieuws. De reflectie ontbreekt in de journalistiek nogal eens.”

 

Ziet u dat ook bij de berichtgeving over het Midden-Oosten terug?

“Absoluut. Kunnen we heel even wachten totdat we zeggen dat die partij achter een aanslag zit? Kunnen we heel even wat meer achtergrond geven dan een conflict af te doen als de sjiieten tegen de soennieten? Het Midden-Oosten is zo complex, dat is niet met korte statements uit te leggen. Simplificeren leidt uiteindelijk tot onbegrip – daar zit het gevaar.”

 

De klap moet nog komen, zeiden veel mensen toen u net was vrijgekomen. Hoe gaat het nu?

“Heel goed. Boudewijn en ik hebben later nog een keer met een traumadeskundige gesproken. Ter geruststelling van onszelf en ook wel voor anderen. Omdat we dachten, misschien zijn we wel totaal getraumatiseerd de boel aan het verdringen en hebben we dat zelf niet door en iedereen om ons heen wel. We wisten het niet. Dat gesprek was heel positief, namelijk dat we helemaal niets aan het verdringen waren, de meeste gijzelaars lopen geen trauma op. Heel belangrijk daarbij is volgens mij dat we oké behandeld zijn. We kregen goed te eten en drinken en toch best wat privacy – wat ik heel belangrijk vond. Bovendien ging het niet om ons persoonlijk: we waren handelswaar, een middel om geld te verdienen.”

 

Het is Spiegel die de reislust bij Berendsen aanwakkert. Voordat ze een relatie krijgen – inmiddels vijftien jaar geleden – heeft Spiegel al het nodige van Noord-Afrika en Zuidwest-Azië gezien. Samen benutten ze vakanties voor verre reizen. Jordanië, Syrië, Libanon, Israël, Dubai, Egypte… Ze werkt in die jaren als advocaat, maar ondertussen koestert Spiegel nog altijd de droom correspondent in het Midden-Oosten te worden. Op haar 37ste hakt ze de knoop door: ze studeert journalistiek aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam en loopt stage bij NRC Handelsblad. Daarna ligt de wereld open. “Ik dacht, als ik nog iets wil betekenen in de regio moet ik niet in Beiroet aan de hotelbar bij de andere journalisten gaan zitten. In Jemen zat niemand – nu trouwens weer niet. Het land intrigeerde me ook. Het is een soort exotisch Arabica. Een prachtig land, tribaal en ontzettend gecompliceerd, wat ik leuk vind.” Drie dagen na het einde van haar stage vliegt Spiegel naar de hoofdstad Sanaa. Het is eind 2009. Ze gaat aan de slag als correspondent, daarnaast kan ze aan de slag als docent rechten aan de universiteit. Berendsen volgt al snel, hij zet er een bedrijfje als verzekeringsmakelaar op.

Journalistiek gezien valt Spiegel met de neus in de boter. Al snel na aankomst is er het nieuws rond de ‘onderbroek-bomber’: de Nigeriaan Abdulmutallab voert op Eerste Kerstdag 2009 een mislukte aanslag uit op een Amerikaans vliegtuig en zegt in Jemen door Al-Qaeda te zijn opgeleid. Spiegel schrijft daarnaast hoe het massale qat kauwen de economie ruïneert. Ze bericht over de twijfels die er zijn rond de toekenning van de Nobelprijs aan de mensenrechtenactiviste Tawakkul Karman. Ook wordt Spiegel steeds kritischer op de islam. Had ze in het begin nog een soort zendingsdrang om Nederland te tonen dat het allemaal wel meevalt, uiteindelijk schrijft ze hoe de Jemenitische geloofsbelevenis elke ontwikkeling in de weg staat. Nog los van haar verontwaardiging over meisjes die op hun tiende worden uitgehuwelijkt, verbaast ze zich over kleine dingen, als de tampons die niet te krijgen zijn om het maagdenvlies te beschermen en haar hond Boef die niet door een vriend mag worden geaaid omdat hij haram (onrein) zou zijn.

Begin 2011 komt dan het Echte Grote Nieuws: de ‘Arabische Lente’ met het volksverzet tegen president Ali Abdullah Saleh. Ze bericht vanaf het plein over de doden, spreekt de opstandelingen en trekt soms een laken weg om een betere foto van een lijk te kunnen maken. Ze beschrijft hoe Saleh, sinds 1978 aan de macht, uiteindelijk aftreed, Al-Hadi de nieuwe president wordt en hoe de ‘Lente’ achteraf reuze tegenviel. Zo zijn Spiegel en Berendsen ineens vier jaar in het land, hoewel oorspronkelijk het plan was slechts een paar maanden te blijven.
En dan is het zaterdag 8 juni 2013.
‘s Ochtends heeft Spiegel lesgegeven, ‘s middags willen ze samen naar een mogelijk nieuwe kantoorruimte voor Berendsen gaan kijken. Ze laten zich door een collega bij de wasserette afzetten. Even de schone was ophalen en die tweehonderd meter naar huis lopen ze wel. Spiegel en Berendsen zijn op de hoogte van de gevaren, met enige regelmaat worden westerlingen ontvoerd. Ze lopen eigenlijk zelden op straat, bijna alles gaat met de taxi. Behalve dit ene kleine stukje. In een steeg rijdt een auto hen klem. Vier gewapende mannen stappen uit en dwingen Spiegel en Berendsen in te stappen. Meteen weten ze hoe laat het is. Dit is het einde van hun Jemen-avontuur, het begin van hun ontvoering. Geblinddoekt worden ze naar een onbekende plek meegenomen.

Hoelang dachten jullie: hier komen we niet levend uit?
“Niet zo heel lang. Een paar dagen misschien.”

Judith Spiegel

 

Meent u dat nou?

“Nou ja, weet je, het is iets raars. Het is een instinct, denk ik. Het gaat wel constant door je hoofd, maar je kunt niet de hele tijd in doodsangst zitten. Een mens kan dat niet aan. Dus je gaat ervan uit dat het wel goed komt. En op een gegeven moment wisten we…”, ze aarzelt even, “…nou, op een zeker moment waren we positief dat we er levend uit zouden komen.”

 

Wanneer was dat moment?

“Toen we steeds meer aanwijzingen kregen dat we niet door Al-Qaeda waren ontvoerd. Ik zag geen lange baarden, geen enkellange broeken onder een kortere jurk. De ontvoerders noemden zich geen Al-Qaeda, maar piraten van de woestijn.”

Vlak voor uw eigen ontvoering had u nog een artikel geschreven over de gijzeling van de Oostenrijker Dominik Neubauer. U schreef dat de ontvoeringen gevaarlijker werden.

“Ja. We wisten dat het was veranderd van een koddige, bijna tribale gewoonte tot een ontvoeringsindustrie waarbij gijzelaars aan Al-Qaeda werden doorverkocht. Ik geloof dat in de jaren 90 nog in de Lonely Planet stond dat je van geluk mocht spreken als je werd ontvoerd, want dan kon je de cultuur in zo’n dorp zo lekker van binnenuit meemaken. Maar nu gingen er hardnekkige geruchten dat Al-Qaeda geld nodig had en ze dat met losgeld probeerden binnen te halen.”

 

Doodeng.

“Ja, maar vergeet niet dat er nog geen IS onthoofdingsfilmpjes circuleerden in die tijd. We hadden een televisie in ons hok, en als we die filmpjes zouden hebben gezien hadden we veel slechter geslapen… Het ging de Jemenitische Al-Qaeda puur om geld, en dood zouden we ook voor hen niets waard zijn. IS is echt een ander verhaal.”

 

U schrijft dat u al snel een strak dagritme opbouwt van opstaan, ontbijten, kaarten, yoga, douche, kaarten, lunch, kaarten, televisie kijken, slapen en af en toe een ‘uurtje speculeren’.

“Canasta zou ik nu niet meer kunnen spelen hoor, ik zou niet weten hoe het gaat. Ik haat kaarten. Maar goed, hoe stom het ook klinkt, je probeert zo snel mogelijk een normale dagindeling op te bouwen. Dat gaat bijna instinctief. Die eindeloos lege tijd, de verveling, dat leek me altijd al het ergst van ontvoerd zijn.”

 

Hoe helpt zo’n dagritme dan?

“Je probeert er een soort waardigheid mee te behouden. Je kunt helemaal niets beïnvloeden en dat is nog het enige waar je nog iets van regie over hebt. Je huisje schoonhouden. In beweging blijven. Ik schoor mijn oksels met scheermesjes van Boudewijn.”

 

Wanneer wist u dat u er een boek over zou schrijven?

“Al vrij snel. We maakten aantekeningen in een agenda die we toevallig bij ons hadden. We wisten wel dat we die uiteindelijk niet mee mochten nemen, maar toch. Bovendien, je vergeet echt niets hoor. Het hielp ons ook om heel gestructureerd te kijken naar wat ons overkwam. Ik denk dat dat de reden is dat we niet in paniek raakten, omdat we tegelijkertijd observeerden.”

 

Bent u veranderd door de ontvoering?

“Nee, ik denk het niet. Ik werd tijdens de ontvoering elke ochtend met gebalde vuisten wakker, maar nu heb ik dat soms nog als ik me zorgen maak om onze hondjes. Ik droom er niet over. En ik lust nog best bonen als ontbijt. Ik heb een keer gezegd dat ik geen roomservice meer wil als ik in een hotel overnacht. Niet weer zo’n plateautje bij de deur. Maar ik weet ook dat het dat niet is, het gaat niet om de roomservice of om het slapen op een matje, het gaat

erom dat je niet opgesloten wilt zitten, dat iemand anders jouw leven bepaalt.”

 

Nu, anderhalf jaar na de vrijlating, is het nog steeds onduidelijk wie hen heeft ontvoerd, wie er bij heeft gedragen aan hun vrijlating en of er losgeld is betaald. Ineens waren ze vrij, naar de ambassade gesmokkeld verkleed als vrouwen met lange jurken en henna op hun handen geschilderd.
In Speelbal van Sjeiks onderzoekt ze de verschillende scenario’s die hun om de oren vliegen. Enerzijds horen ze tijdens hun gevangenschap allerlei leugenachtige verhalen van hun ontvoerder De Piraat. Telkens zou er een deal zijn met een ‘wasta’, een rijke zakenman, maar nooit komt het van de grond. Eenmaal thuis krijgen ze ook de andere verhalen te horen. Terwijl haar moeder asperges in de vriezer legde voor hun thuiskomst en haar vader hen elke week een mail schreef in de hoop dat ze die zouden kunnen lezen, maakte de moeder van Berendsen gedetailleerde aantekeningen van gesprekken met Lenard, de tussenpersoon die de familie had ingeschakeld. Langzaam ontvouwt zich een web aan verhalen. Lenard spreekt over een ‘zakelijke deal met sjeiks’ die tot hun vrijlating heeft geleid, andere ‘bronnen’ memoreren sjeiks en een Deen die contacten zouden hebben gelegd.

‘Op een dag, net als ik het gevoel heb niet veel verder meer te komen in het verhaal, bereikt me uit onverwachte hoek nieuwe informatie. Niet Lenard, niet de Deen, niet Abdul- malik al Houthi en niet Al Shaief zouden ons hebben vrij gekregen, maar de AIVD. Die zouden de Jemenitische inlichtingendienst ‘iets’ hebben gegeven waar zij op zaten te wachten, in ruil waarvoor deze Jemenitische diensten onze vrijlating zouden regelen. Wat de Jemenitische diensten precies is beloofd, is onduidelijk, maar het zou in de inlichtingenwereld vaak gaan om zaken als visa, toegang tot de Nederlandse of Europese inlichtingennetwerken, of er simpelweg bij mogen horen. […] Dat was ons geluk, aldus de bron. Hoe de Jemenitische diensten de ontvoerders vervolgens tot onze vrijlating hebben gedwongen, is niet bekend.’

“Het is goed mogelijk dat er verschillende paralle trajecten hebben gelopen om ons vrij te krijgen”, vertelt Spiegel. “Het is een heel schimmige wereld en ik denk ook niet dat er iemand is die het hele verhaal kent, maar uiteindelijk denk ik dat het werk van de AIVD de doorslag heeft gegeven. Ik vermoed dat onze gijzelnemers functionarissen in dienst van president Saleh waren die na het vertrek van de president hun inkomstenbronnen waren verloren. Ze wilden weg en hadden geld en visa nodig om hun familie te emigreren.”

Waarom zijn Buitenlandse Zaken en de tussenpersoon die jullie familie inschakelde tegen publicatie?
“Wij geloven best dat hij erg zijn best heeft gedaan, maar ik geloof niet dat zijn deal tot dé oplossing heeft geleid. Daar is hij boos over. Ik geloof overigens dat iederéén zijn best heeft gedaan. Kijk, wij hebben het gevaar bewust opgezocht. We bleven in Jemen, ook toen er een negatief reisadvies was. Ik vind het dan ook niet vanzelfsprekend dat Buitenlandse Zaken ons dan maar moet komen redden. Dus ik ben erg dankbaar voor alle moeite die is gedaan. Ik begrijp vanuit hun positie ook dat ze nooit iets zeggen over ontvoeringszaken, ook niet of er losgeld is betaald. Het boek is niet bedoeld om instanties af te vallen, laat ik dat dan nog maar een keer duidelijk zeggen.”

In Jemen was veel aandacht voor de ontvoering. Een krant drukte elke dag een foto van u en Berendsen af. In Nederland was het vrij stil.
“Dat begrijp ik wel. Het is beleid. Veel persaandacht zou de hoogte van het losgeld kunnen opschroeven. Bovendien had die Jemenitische krant een belang: zij konden met die rubriek elke dag de wantoestanden in hun land aan de kaak stellen, in Nederland ontbrak die nieuwswaarde.”

Judith Spiegel

Is het erg dat u het waarschijnlijk nooit helemaal zult weten hoe het is gegaan?

“Nee.”

Welke vragen blijven nog het meest hangen?
“Het zijn kleine vragen. Wie is die Ben die na onze vrijlating nog foto’s van ons heeft gemaakt in een badkamer? Waarom adviseerde Buitenlandse Zaken onze families om met Lenard in zee te gaan? Al ben ik bang dat we ook daar nooit antwoord op zullen krijgen.”

Zaterdagavond, Festival van het Vrije Woord in de zwaarbewaakte Balie. Een festival ter gelegenheid van de Internationale Dag van de Persvrijheid waar zojuist de Deense cartoonist Kurt Westergaard heeft gesproken, later die avond zal Hans Teeuwen optreden. Als Judith Spiegel wordt geïnterviewd blijkt weer eens hoe ze haar publiek naar haar hand zet: ze presenteert háár werkelijkheid, niet wat mensen van haar verwachten.

Spiegel vertelt dat ze na een paar maanden Nederland wel weer weg wilden. Het werd Koeweit, want “dit keer mocht Boudewijn het land kiezen”. Net als gisteren legt ze uit hoe gecompliceerd een goede nieuwsvoorziening vanuit het Midden-Oosten is. “In Jemen bijvoorbeeld hebben de Houthi’s, de rebellengroep waartegen de Saoedi’s nu vechten, een bondje gevormd met ex-president Saleh, die zes jaar lang oorlog tegen ze heeft gevoerd. Wat vandaag je vijand is kan morgen je vriend zijn. Bovendien zijn we in het Westen maar een paar dagen geïnteresseerd. De eerste dag van de luchtaanvallen van Saoedi-Arabië op Jemen twee maanden terug is er belangstelling, na drie dagen is het stil.”

Of ze ooit nog naar Jemen zal terugkeren? Ze weet het niet, misschien als het er weer wat rustiger is. Dan vertelt ze over haar ontvoering, over hoe belangrijk humor voor haar was. Het is als huilen, het moet eruit. “We kwamen soms in bizarre situaties terecht. Vlak nadat we waren gevangen genomen kregen we een uitgebreide lunch van onze gijzelnemers – iets was ons ook een beetje geruststelde. Allemaal bakjes met eten op een kerstkleed. We hadden geen honger. Boudewijn zei tegen de gijzelnemers: ‘Sorry, maar we hebben voor de ontvoering al gegeten’.” De zaal lacht.

Verschenen in Vrij Nederland