‘De liefde verdubbelt zich gewoon’
Benjamin Moser en Arthur Japin
Arthur Japin: ‘De liefde voor de een is niet minder vanwege de liefde voor de ander’
Benjamin Moser, de biograaf van Susan Sontag, ontmoette Arthur Japin bijna twintig jaar geleden in New York. „Het was meteen raak tussen ons”, zegt hij. Dat Arthur Japin al een relatie had, bleek geen probleem te zijn.
Interview Jannetje Koelewijn en Jessica van Geel
Foto’s Frank Ruiter
Waar is Lex?
„Hij wilde niet”, zegt Arthur Japin. „Hij zei: jullie hebben allebei een nieuw boek en ik niet. Gaan jullie maar praten.”
Dus zijn ze met z’n tweeën gekomen, Benjamin Moser (43) en Arthur Japin (63), lopend van hun huis in de binnenstad van Utrecht naar de brasserie van hotel Karel V. Het is tien uur in de ochtend. Buiten regent het, binnen brandt de haard.
Het nieuwe boek van Moser is de biografie van de Amerikaanse schrijfster en essayiste Susan Sontag, Sontag. Her life and work, die in NRCvijf ballen kreeg. Dat van Japin is een dagboek in de serie Privédomein, Geluk, een geheimtaal, 2008-2018. Net als in zijn vorige dagboek, over de jaren 2000-2007, vertelt hij openhartig over zijn liefde voor twee mannen. Met Benjamin Moser is hij bijna twintig jaar, met Lex Jansen (66), voorheen directeur van De Arbeiderspers, veertig jaar.
U leerde hem kennen in 1979.
„Toen ik op de kleinkunstacademie zat, ja, op de Lindengracht in Amsterdam. Een vriendin van me had tegen hem gezegd dat hij moest komen kijken naar een toneelstuk waarin ik speelde. Volgens haar was ik precies iets voor hem. Lex kwam, maar uitgerekend die avond was ik ziek. Gelukkig kwam hij de week erna weer. Hij zat op de houten bank in de portiersloge en een klasgenote vroeg of dat mijn nieuwe vriendje was. Voor ik iets kon zeggen zei Lex: nee, maar…”
„…dat komt nog wel”, zegt Moser. „Dat zei hij toch?”
„Ja”, zegt Japin. „Dat komt nog wel.”
Diezelfde avond kusten ze elkaar op de bevroren vijver in de tuin achter de academie. „Om te begrijpen waarom het werkt tussen ons drieën,” zegt Japin, „moet je weten dat ik zonder Lex niet had kunnen worden wie ik ben. Ik had niet kunnen leven zonder zijn rust, zonder zijn aanhoudende verzekering dat ik er mocht zijn. Ik was uit mijn jeugd gekomen met de diepe overtuiging dat ik geen recht van bestaan had. Zonder Lex had ik nooit mijn stem gevonden en was ik niet gaan schrijven.”
Dat wilde u niet als kind al?
„O nee, nee. De voorbeelden die ik van schrijvers had waren, op een enkele uitzondering na, verwoestend.”
Om te beginnen het voorbeeld van uw vader?
„Die schrijver was, en voor de dood koos toen ik dertien was. De andere schrijvers die vroeger bij ons thuis kwamen – de enige die inspireerde was…”
„Wacht”, zegt Moser. „Vertel over de schrijvers die níet inspireerden. Of is dat te erg?”
Japin: „Er was er een die helemaal krom groeide. De arme man had de ziekte van Bechterew. Mijn vader zei: op een dag zal hij stikken, dan kunnen zijn longen niet meer uitzetten. En dat gebeurde ook. Dat was mijn beeld van schrijvers.”
Moser knikt.
Japin: „Bij ons thuis draaide alles om taal en ik was er ook altijd mee bezig. Op mijn twaalfde werd ik tweede bij een landelijke opstelwedstrijd. Toch ben ik pas gaan schrijven toen ik met Lex was en op een avond een gek verhaal hoorde van een vriend die in Ghana was geweest. In de negentiende eeuw zouden twee Ghanese prinsjes, Kwasi en Kwame, aan de koning van Holland cadeau zijn gedaan en als Hollandse kinderen zijn opgevoed. De een paste zich aan, de ander niet. Ik wist meteen dat ik alles opzij moest schuiven om dat verhaal te vertellen. Pas toen ik tien jaar later het manuscript van De zwarte met het witte hart inleverde, begreep ik waarom. Kwasi en Kwame vertegenwoordigden twee kanten van mezelf. Op de lagere school vroeger dacht ik de ene dag: als ik er niet bij mag horen, dan niet. En de andere dag: ik doe alles wat ze vragen, gewoon om te voorkomen dat ze weer een peuk in mijn gezicht uitdrukken.”
Moser: 'Na die lunch, later die week, had ik mijn pick-up line: of ik je een leuke Nederlandse begraafplaats mocht laten zien'
In september 2000 gaat Arthur Japin naar New York University om een semester creative writing te geven en in die tijd leest een zekere Benjamin Moser de Engelse vertaling van Japins boek, The Two Hearts of Kwasi Boachi. Moser is 23, heeft geschiedenis gestudeerd aan Brown University en werkt bij Japins New Yorkse uitgeverij Alfred A. Knopf. „Ik zag Arthurs foto op de achterflap,” zegt hij, „en ik dacht: dat is iets voor mij.”
Japin, die doet alsof hij het verhaal voor het eerst hoort: „Het ging hem natuurlijk om mijn intelligentie.”
„Helemaal niet”, zegt Moser. „Ik vond je een knappe man. De volgende dag zou je langskomen.” Hij lacht naar hem. „Ik had je boek in één nacht uitgelezen.” Tegen ons: „Mijn hele leven heb ik al het idee dat ik mensen leer kennen door wat ze schrijven. Mijn moeder had een boekwinkel, we hadden altijd schrijvers en andere culturele mensen over de vloer. Dus het was ook door Arthurs boek dat ik dacht dat hij wat voor mij zou zijn.”
En toen?
„Zijn we gaan lunchen bij een Chinees, met de uitgever erbij.”
Japin: „En ik hou niet van Chinees.”
Moser: „Het was meteen raak tussen ons. Ik wist het gewoon.”
Japin: „Het moment dat ik je voor het eerst zag, weet ik nog goed. Het was op de uitgeverij, een schitterend kantoor naast The Waldorf op Park Avenue. Er zat een assistente in een oranje pakje tegen een zwarte muur, en toen kwam jij aanlopen. Ik zag dat je nerveus was.”
Moser: „Omdat ik een goede indruk wilde maken. Na die lunch, later die week, had ik mijn pick-up line: of ik je een leuke Nederlandse begraafplaats mocht laten zien. Haha, we zijn nooit op die begraafplaats aangekomen.”
Wat deden jullie wel?
Japin: „Het was een beetje een drizzly day, zoals vandaag, en we liepen langs de vijver in Prospect Park. En toen stelde jij voor om te gaan zwemmen. Je trapte je schoenen vast uit en wenkte me. Het was de dwaasheid die mij erin trok, het impulsieve: het is koud en nat, laten we vooral onze kleren uit doen. Ik deed het.”
Moser lacht.
Japin: „Aan de rand van het water hebben we gezoend. Direct na die eerste kus zei ik: je moet wel weten dat ik van iemand anders houd en nooit bij hem wegga. Jij dacht nog even dat ik Lex verzon als smoes.”
Moser: „Het was niet dat ik het niet wilde geloven. Ik dacht: we zien wel.”
„En ik dacht,” zegt Japin, „wat een bijzonder iemand, dit moet ik Lex vertellen.”
En heeft u dat gedaan?
Arthur Japin en Benjamin Moser
Foto Frank Ruiter
„Niet dezelfde dag, want Ben was bang dat het dan tussen hem en mij meteen voorbij zou zijn. Maar kort daarna vroeg Lex aan de telefoon: ben je verliefd? Hij hoorde het aan mijn stem.”
„Ik had ook het gevoel,” zegt Moser, „dat Arthur mij nodig had. Ik zeg dit achteraf, een beetje als een biograaf, maar Arthur was net doorgebroken als schrijver, na een loopbaan van twintig jaar als acteur. Hij zette een enorme stap in zijn carrière. Het was een nieuwe fase in zijn leven en daar hoorde ik bij. Al had het ook mis kunnen gaan.”
Wat had mis kunnen gaan?
„Wij. Arthur en ik. Het was in het begin heel teer.”
„Wat mij het meest in Ben raakte,” zegt Japin, „was dat hij totaal niet op zijn plek was bij die uitgeverij. Ik dacht: er zit zo ontzettend veel meer in deze jongen, hij hoort niet op een kantoor. En ik denk dat ik gelijk heb gekregen. Je had Sontag nooit kunnen schrijven als je daar was gebleven. En de biografie van Clarice Lispector al helemaal niet.”
Eind 2000 verhuisde Moser naar Londen. Hij werd gevraagd als redacteur bij uitgeverij Harvill. „Londen leek me leuk”, zegt hij. „Een nieuwe cultuur, en mijn zus woonde daar. Maar het was ook dichter bij Arthur. Ik dacht: meer kans om te zien of het wat wordt met hem en mij.”
Terwijl u wist dat hij met Lex woonde.
„Ja”, zegt Moser.
„En Lex wist dat Ben in Londen was”, zegt Japin. „En dat we elkaar zagen. Maar hij begreep het. Hij gunde het me.”
U vond het niet lastig, twee liefdes?
Japin: „Nee. Ik weet dat het voor buitenstaanders moeilijk te begrijpen is, maar de liefde halveerde niet. Ik heb haar nooit hoeven verdelen, ze verdubbelde zich gewoon. Bens moeder begreep dit heel goed. Zij vertelde dat ze zich, toen ze zwanger was van Bens zusje, niet kon voorstellen dat ze net zoveel van het nieuwe kind zou kunnen houden als van Ben. Maar op het moment dat Laura geboren werd, wist ze dat ze van beide kinderen evenveel hield.”
Maar tussen jullie zou je toch jaloezie verwachten.
Moser: „Ja. Maar nee.”
Japin: „Het is er echt niet. Bij Lex ook niet. Er is ook werkelijk voor geen van beiden ooit aanleiding geweest om te denken dat mijn liefde voor de een minder zou zijn vanwege mijn liefde voor de ander.”
Is Lex een vader voor u?
Japin: „Nee, gepsychologiseer.”
Moser: „Dan ben ik ook een vader voor Arthur.”
Japin: „Wij vormen een gezin, dat wel. Ik heb met Lex en Ben de veiligheid gecreëerd die ik als kind heb gemist.”
Japin: 'Ik heb met Lex en Ben de veiligheid gecreëerd die ik als kind heb gemist'
Toen werd het 11 september 2001. Japin noteert in zijn dagboek: „De wereld heeft vlam gevat.” En: „De verwachting is dat Londen het volgende doelwit zal zijn. Bij uitgeverij Harvill wordt het werk neergelegd. Iedereen wil naar zijn familie.”
„Het internet lag plat”, zegt Moser. „Je kon niet bellen, overal hoorde je straaljagers. Ik wilde weg. Ik wilde bij Arthur zijn.”
Japin knikt.
Moser: „Het lukte me om de laatste trein naar Brussel te pakken en daarna die naar Antwerpen, maar daar ging de trein niet verder, want Nederland had de grenzen gesloten. Ik vond een taxi die me naar Utrecht wilde brengen. Ik was zo benauwd. De torens, de straaljagers, en ook de spanning om Lex. Ik had hem nog nooit ontmoet en wat zou hij ervan vinden dat ik kwam?”
Japin: „Voor hem was het volkomen vanzelfsprekend. Natuurlijk zou je bij ons komen schuilen.”
Moser: „Om een uur of drie in de middag belde ik bij jullie aan. Lex was er nog niet en eh…”
Japin: „Lex was bij De Arbeiderspers. Wij zijn samen de stad in gegaan en ’s avonds kwam hij thuis.”
Moser: „Wij zaten boven, op de eerste verdieping. Ik zie hem nog de trap op komen met zijn leren tas vol manuscripten. ‘Goeienavond.’ Het was meteen hartstikke fijn en gezellig. Ik was zo opgelucht.”
Japin: „We zijn in de stad gaan dineren.”
U was niet gespannen?
„Niet om hoe het tussen Lex en Ben zou gaan. Alles om ons heen was eng en naar, we kregen verschrikkelijke berichten van onze vrienden in New York, maar wij waren bij elkaar. We voelden alle drie de drang om elkaar te beschermen. Kort daarna zei Lex tegen Ben dat hij moest begrijpen dat hij, nu hij bij ons was, kon gaan doen wat hij echt belangrijk vond. Dingen maken waar zijn hart in zat.”
Moser: „Dat was heel fijn en, haha, heel moeilijk, want wat dan? Ik voelde me bevrijd van mijn werk, mijn baan in Londen was nog erger dan mijn baan in New York, en ik wilde gaan schrijven, maar hoe? Nu heb ik twee boeken geschreven” – Mosers eerste boek is de ook zeer lovend besproken biografie van de Braziliaanse schrijfster Clarice Lispector – „en ik weet dat die onzekerheid erbij hoort. Maar dat wist ik toen niet.”
Japin: „Weet je nog dat je in ons eerste weekend in New York al over je passie voor Clarice Lispector vertelde?”
Moser: „Maar niemand had van haar gehoord en niemand zat op een boek over haar te wachten, dus het was een risico. En dat bleek ook wel, want het was een enorm gevecht om het uitgegeven te krijgen. Tien van de elf uitgevers wezen het manuscript af. Uiteindelijk heb ik mijn gelijk gekregen, want het werd een enorme bestseller. Al haar romans en verhalen zijn nu over de hele wereld vertaald.”
Hij promoveerde ook op de biografie, in 2009, aan de Universiteit Utrecht. „Ik ben doctor in de Portugese letterkunde.” Hij lacht alsof het een grap is, maar Japin lacht niet mee. Hij vertelt dat Moser vloeiend Portugees spreekt, en Spaans, en Frans, en nog meer talen. „Ik heb altijd geweten hoe briljant je bent, Ben. In het begin van onze relatie heb ik je steeds gezegd dat je op een dag een manier zou vinden om je talenten te gebruiken en aan de wereld te laten zien. Maar jij durfde me niet te geloven.”
Moser: „Mijn interesses lagen van kleins af aan zo anders dan bij anderen. Ik was gefascineerd door talen, levende en dode, door vreemde landen, door geschiedenis en politiek. ”
Japin: „Op zijn negende stelde hij aan National Geographic voor dat hij op reportage zou gaan naar Botswana.”
Arthur Japin en Benjamin Moser
Foto Frank Ruiter
Moser: „Mijn moeder was altijd bang dat ik nooit iemand zou vinden om mijn interesses mee te delen. Daarom was ze zo blij met jou, Arthur.”
In april 2012 schrijft Japin in zijn dagboek dat Moser gevraagd is om de officiële biograaf van Susan Sontag te worden. Het verzoek komt van Sontags agent, Sontags uitgever en Sontags zoon David Rieff. Ze zijn alle drie onder de indruk van Mosers werk over Clarice Lispector. Ze beloven hem toegang tot al haar archieven, ook de geheime. Een enorme eer, en toch aarzelt Moser of hij er aan moet beginnen.
Waarom was dat?
Moser: „Omdat ik Susans wereld zo goed ken. Het is ook mijn wereld” – intellectuele New Yorkse elite – „en ik wist wat de gevaren zouden zijn. Ze was zo’n polemische figuur. Er waren zoveel mensen die haar haatten, zoveel mensen die op een gekke manier verliefd op haar waren. Het was spelen met vuur. Voor Arthur is het belangrijk wat Nederlanders van hem vinden, voor mij wat Amerikanen van me vinden. Daar doe ik mijn werk, daar moet ik worden uitgegeven en gerecenseerd.”
En daar kunt u worden gemaakt of gebroken.
„Ja. Maar ik dacht ook dat ik de enige was die het zou kunnen, juist doordat we dezelfde culturele achtergrond hebben. Ik kon Susan begrijpen. Ik kon haar naar deze generatie brengen. Een vriend van ons, Peter Sellars, zei: jij gaat Susan helpen met de volgende fase van haar leven.”
Japin: „Zo mooi!”
Moser: „Jij geeft haar een toekomst, zei Peter Sellars, zoals je Clarice ook weer een toekomst hebt gegeven.”
Moser moet er wel voor naar New York en in juli 2012 noteert Japin in zijn dagboek: „Ben kruipt na het ontbijt tegen me aan, neemt me in zijn armen. Er is iets dat hij me moet vertellen, maar hij weet niet hoe. Doe het vooral graag snel, zeg ik. Ik heb in mijn leven te veel onheilstijdingen gehad om elke keer de hele aanloop uit te kunnen zitten. Zeg het alsjeblieft gewoon meteen.” Moser heeft in New York iemand ontmoet. Matthew heet hij. Een dichter van 24 uit Ithaca, New York.
Moser: „Ik had hem in maart leren kennen en eh… moeilijk om uit te leggen, maar door de ervaring die ik had met Arthur en Lex stond ik ervoor open.”
Moser: 'Het was meteen raak. Dat heb ik niet vaak meegemaakt, dat ik zo verliefd werd. Eigenlijk maar twee keer in mijn leven, met Arthur en met hem'
Wat gebeurde er?
„Nou ja, je staat met iemand te praten op een feest en dan eh…”
Japin: „Dan word je verliefd.”
Moser: „Het was meteen raak. Dat heb ik niet vaak meegemaakt, dat ik zo verliefd werd. Eigenlijk maar twee keer in mijn leven, met Arthur en met hem.”
Japin: „Het was een leuk iemand, echt een dichter. Gekke ideeën, mooie woorden, mooie taal. Een groot liefhebber van Shakespeare, net als ik.”
Moser: „En een Amerikaan, dat was voor mij fijn. Ik stond ervoor open op een manier die achteraf eh… Ik had het niet moeten doen. Maar zoals dat gaat met wonderen…” Hij lacht. Zoals dat gaat met wonderen is de titel van Japins eerste dagboek, uit 2008.
Japin: „Dat kun je niet zeggen, vind ik, dat je het niet had moeten doen. Je moest het doen.”
Moser: „In mijn hoofd klopte het. Ik had er een model voor. Toen Arthur mij ontmoette, werd zijn gevoel voor Lex niet minder. Hij wilde Lex graag over mij vertellen.”
Japin: „Ben dacht dat ik blij zou zijn toen hij me over Matthew vertelde. Hij was bijna trots dat het hem was overkomen. Wat jij hebt gehad, dat heb ik nu ook.”
Kort voordat Moser hem over Matthew vertelde had Japin in zijn dagboek geschreven hoe hij plotseling werd overvallen door een depressie: „Het is een chemische reactie. De samenstelling van mijn bloed verandert. Ik voel het gebeuren. Onmiskenbaar. Ik ervaar dit puur lichamelijk. Het hele proces voltrekt zich binnen twintig minuten.”
Had u misschien al gemerkt dat Ben verliefd was?
Japin: „Niet op dat moment. In elk geval was het niet de oorzaak van de depressie. Wat wel, dat wist ik heel lang niet, tot ik bij het teruglezen van mijn dagboeken zag dat het jaren tevoren al steeds over de dood en over de zelfmoord van mijn vader gaat. Het was een periode van archieven ordenen en brieven lezen en…”
„Mag ik even inbreken?”, zegt Moser. „Voor mij is het fascinerend om te zien hoe Arthur door te schrijven zijn leven vormgeeft en dingen begrijpt die hij anders niet begrepen zou hebben. Ik bedoel, je vader is vijftig jaar dood en opeens doemt hij weer op. Eerlijk gezegd vond ik het vreemd dat je niet éérder met je vader bezig was geweest.”
„Wat meespeelde,” zegt Japin, „was dat ik in diezelfde periode voor het eerst in jaren in een toneelstuk meedeed, Much Ado About Nothing van Shakespeare. Ik had de rol van Don John, een slechterik die totaal wordt uitgelachen, en bij de repetities merkte ik al dat ik mezelf niet meer van het personage kon scheiden. Voor mijn gevoel werd ík uitgelachen. Ik was weer terug op school en…” Hij maakt een wegwerpgebaar. Hij wil het er niet meer over hebben. „Wat dat betreft kwam Matthew voor mij op een ongelukkig moment. Maar we hebben het wél een kans gegeven en daar ben ik ontzettend blij om.”
„Je wilde mij Matthew gunnen,” zegt Moser, „zoals Lex jou mij gegund heeft.”
Japin: „Ik wilde Matthew graag zien. We probeerden het op te lossen op een manier die niemand anders zou bedenken.”
Moser: „En toen hij bij ons kwam in Utrecht zag je: hij is gewoon een lieve jongen.”
Japin: „Ik wilde het hem naar de zin maken. Zozeer van harte dat ik het zelf vreemd vond: lekker eten, de beste wijn, en probeer je eigen hoekje maar te vinden in dit huis. Doe wat je wilt.”
Moser: „En toch is het niet gelukt met ons. Ik moet opeens denken aan wat Clarice eens in haar dagboek schreef: dat ze vindt dat het leven te veel van haar vraagt, en dat een vriendin dan zegt: denk erom, jij vraagt ook te veel van het leven.”
Waar liep het op stuk?
Moser: „Uiteindelijk paste hij niet echt bij ons. Ook niet bij mij.”
Japin: „Toen Ben en ik later bij hem op Cornell waren, de universiteit waar hij werkte, merkte ik dat hij nog niet helemaal open was over zijn homoseksualiteit. In elk geval niet tegenover zijn studenten. Dan is het voor een sprong in het diepe te vroeg.”
Na een doorwaakte nacht op een hotelkamer in Ithaca noteert Japin in zijn dagboek dat Matthew ‘I love you’ tegen Moser zegt, en daarna ook tegen hem. ‘In fact, I love you both.’ „Ik geloof hem”, schrijft Japin. „En toch is dit een afscheid. We hebben de hele nacht gepraat en gepraat, maar de realiteit van een viermanschap, zoals Ben dat voor ogen heeft, past niet in Matthews leven.”
„Het was de juiste beslissing”, zegt Moser. „Maar het was heel, heel pijnlijk.”
Drie jaar later, in maart 2017, noteert Japin dat zijn depressie voorbij is. „Al duurde het daarna wel even,” zegt hij, „voordat ik het leven ook echt weer leuk vond. Het wonderlijke is, in mijn dagboeken zie ik pas goed hoe ontzettend veel spannende dingen we hebben meegemaakt. Ben heeft voor Sontag honderden interviews gehouden, met mensen als Annie Leibovitz, Marina Abramovićc, Robert Wilson, Jasper Johns. Ineens kwam Susans wereld de onze binnen met Lucinda Childs, Peter Sellars, Susans zus Judith. En dan zoveel reizen, mooie vriendschappen.”
Ben: „Het was niet alleen maar donkerte.”
Japin: „Ik voelde lang de drang om weg te gaan, niet bij Lex of Ben, maar bij mezelf. Op een dag zei Ben: de beste manier om bij jezelf weg te gaan, is naar ons toe te komen.”
Ben: „En dat is gelukt.”
Benjamin Moser
Benjamin Moser (Houston, 1976) studeerde geschiedenis en Portugees. Publiceerde in 2009 de biografie van de Braziliaanse schrijver Clarice Lispector: Why This World. Sinds 2009 schrijft Moser onder meer voor The New York Review of Books. Dit jaar verscheen zijn biografie over Susan Sontag: Sontag. Her Life and Work.
Arthur Japin
Arthur Japin (Haarlem, 1956) deed na zijn studie Nederlands de Theaterschool in Amsterdam. Brak in 1997 door met De zwarte met het witte hart. Naast scenario’s en toneelstukken schreef Japin tien romans. Volgend jaar verschijnt zijn nieuwe roman en hij vertaalt met Moser Clarice Lispectors verhalen voor kinderen.
Dit artikel verscheen in Het Blad van NRC Handelsblad.