Eerbetoon voor het meisje met de vergeet me niet ogen

Foto Utrechts Archief
Truus van Lier krijgt een plaquette en een Stolperstein

Truus van Lier krijgt een plaquette en een Stolperstein

Truus van Lier krijgt een plaquette en een Stolperstein

Donderdag 22 april 2021 was de honderdste geboortedag van Truus van Lier, een verzetsheldin die in 1943 werd gefusilleerd. Nu bijna 80 jaar na haar aanslag op de NSB-politiecommissaris Gerard Kerlen werd zij geëerd met een plaquette en een Stolperstein, voor haar woonhuis aan de Prins Hendriklaan 48 in Utrecht. De plaquette werd onthuld voor burgemeester Sharon Dijksma, de Stolperstein werd gelegd door de achterneef van Truus van Lier, Hans van Lier.

Het bovenstaande artikel uit het AD is via deze link te lezen.

Truus van Lier krijgt een plaquette en een Stolperstein

Uit Trouw.

Truus van Lier krijgt een plaquette en een Stolperstein
Truus van Lier krijgt een plaquette en een Stolperstein
Truus van Lier krijgt een plaquette en een Stolperstein
Het item op RTV Utrecht Nieuws: op 6:43 min.

Deze tekst sprak ik uit die ochtend:

 

Deze plek, waar wij nu staan, is een belangrijke historische plek. Logischerwijs kijkt iedereen vrijwel meteen naar het Rietveld Schroderhuis hiernaast, maar juist ook hier, in dit woonhuis, heeft zich een bijzonder leven afgespeeld.
Hier woonde verzetsheldin Truus van Lier.

Achter deze ramen bespraken studenten van de vrouwelijke studentenvereniging UVSV, in de eerste oorlogsmaanden, wat ze tegen de Duitse overheersing konden doen. Hier in deze woonkamer, die nu het ticketoffice van het Rietveld Schroderhuis is, hebben leden van de Amsterdamse verzetsgroep CS-6 vergaderd; een prominente sabotage- en spionagegroep waar ook Truus van Lier deel uitmaakte.
Hier verderop in de straat, op nummer 4, had haar oudere nicht, Trui van Lier, Kindjeshaven. Een crèche waarmee Trui (ze was zeven jaar ouder dan Truus) samen met Jet Berdenis van Berlekom zo’n 150 joodse kinderen van de dood wist te redden.
Aan de andere kan – waar nu het university college is – was de kazerne waar tijdens de oorlog de Duitsers zaten. Ze marcheerden hier regelmatig door de Prins Hendriklaan, op weg naar de statige Maliebaan waar de grote parades werden gehouden.

Truus van Lier was 19 jaar toen de oorlog uitbrak. Eind juni 1940 was ze klaar met haar gymnasiumopleiding in Zeist en rond diezelfde tijd schreef ze zich in voor de studie rechten.
Niet zonder reden.
Want Truus was, net als de rest van haar familie, goed op de hoogte van de benarde situatie van de joden in Duitsland. Zij wist wat de overheersing van de nazi’s hier in Nederland zou gaan betekenen.

Haar oudere nicht Trui van Kindjeshaven zei het zo:

“Ik wist al voordat de oorlog uitbrak hoe erg de Joden werden aangepakt door de Duitsers.”

En over de eerste bezettingsdagen zei ze:
Al die mensen die niks deden… Mensen dachten dat de Duitsers keurige lui waren.

Truus van Lier ging het verzet in, het gewapende verzet, en vrijwel meteen al aan het begin van de oorlog. Het begon klein. Ze werd lid van een illegaal literair tijdschrift, ze bracht het tijdschrift rond, net als andere illegale kranten. Daarna werd haar een keer gevraagd berichten en brieven door te geven. Dat deed ze. Ze bracht een wapen naar een adres. Ze bracht een joodse man naar een onderduikplek… En zo ging het steeds verder.

Zo ver dat Truus lid werd van Studentenafdeling van de NSB om informatie in te winnen. En ze infiltreerde bij de Wehrmacht in Amersfoort, vlakbij vliegveld Soesterberg dat toen in Duitse handen was. Ze spioneerde, fotografeerde en stuurde geheime inlichtingen door naar de regering in Londen.

En dan op, 3 september 1943, verrichtte ze haar grootste verzetsdaad: met twee schoten liquideerde ze de NSB politiecommissaris Gerard Kerlen. Het hoofd van de politie in Utrecht die op het punt stond groot verraad te plegen: Hij was van plan een groep joden en verzetslieden te arresteren en om te brengen.

En toen, was het het stil.

De buurvrouw Truus Schröder, dan inmiddels in de vijftig jaar oud, vroeg zich in brieven, die ze aan familie schreef, af waar haar buurmeisje Truusje toch was. Ze noemde haar het meisje met de vergeet me niet ogen.
De vader van Truus van Lier wist namelijk niet wat er met zijn dochter gebeurd was, en zette in juli 1945 – en in de maanden daarna – telkens dezelfde advertentie in de krant. Een wanhopig bericht:

“Wie kan inlichtingen of gegevens verschaffen over mijn Dochter Geertruida (Truus) van Lier, gearresteerd in Sept. 1943 als daderes van de moord op den politiepresident Kerlen te Utrecht.”

En hij eindigde met: “Sedert half oktober 1943 werd niets van haar vernomen.”

Pas een jaar na de advertenties, in juli 1946, kreeg de vader van Truus te horen wat er met zijn dochter was gebeurd: Ze was gefusilleerd in Sachsenhausen. Ze was er samen met twee andere vrouwen vermoord, Reina Prinsen Geerligs en Nel Hissink, en volgens getuigen zouden zij met opgeheven hoofd, strijdbaar Nederlandse liederen zingend naar het schavot zijn gelopen.

Truus van Lier heeft enkel haar daden nagelaten. We hebben geen brieven van haar, geen dagboeken, geen aantekeningen. En als we niet over haar blijven praten, dreigt ze vergeten te worden.

Voordat ik het woord aan de burgemeester geef, wil ik graag nog één gedachte met u delen.
Een tijd terug had ik een interessant gesprek met Marjan Schwegman, zij is de oud directeur van het NIOD en zij heeft veel onderzoek gedaan naar vrouwen in het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog. Zij legde me uit dat er met de geschiedschrijving over vrouwen in de oorlog twee problemen zijn:

Ten eerste. Tijdens de oorlog werden vrouwen over het algemeen niet heel erg serieus genomen door mannen die in het verzet zaten. Slechts weinig vrouwen wisten daarom door te dringen tot de top van het verzet.
Om een beeld te schetsen, citeer ik een koerierster die vertelde hoe zij bij het verzet terecht kwam:

“De jongens wilden er eerst geen meisjes bij hebben. Maar omdat zij het zo lastig vonden om onder de besprekingen zelf koffie en thee te zetten en in te schenken, vonden ze het toch goed dat ik erbij kwam…”

Weinig vrouwen gingen over tot geweld. Het klassieke beeld van het Nederlands verzet is dat van een man in een lange regenjas met geweer in zijn hand. En een vrouw met een Parool onder haar rokken, of met joodse kinderen in haar kinderwagen.
Maar Truus ging verder.

Er is nog een tweede probleem, vertelde Marjan Schwegman: En dat is dat de verzetsdaden van vrouwen na de oorlog door historici zo’n beetje zijn weggemoffeld. Het werd vaak niet belangrijk genoeg geacht om in de boeken terecht te komen.
Is het ooit te herstellen, vroeg ik Schwegman? Kunnen we ooit nog de rol van vrouwen in het verzet rechtzetten tot de werkelijke proportie die het is geweest?
Tot mijn spijt zei ze: Nee, dat lukt niet meer. De verdwenen verhalen zijn niet terug te halen.

Maar, hier staan wij vandaag. We kennen nu het verhaal van deze jonge vrouw die het verzet in ging, met alle gevolgen van dien. Wij herdenken het verhaal van Truus van Lier, van het meisje met de vergeet me niet ogen, het meisje dat ons geen woorden achterliet, maar enkel haar daden.
Wij brengen het verhaal van één vrouw terug in de wereld van nu, en geven verzet een gezicht. Ik weet het, het is maar één verhaal van één enkel leven. Maar iedereen die straks struikelt over de Stolpersteine, iedereen die na deze ochtend hier langsloopt en de tekst op de plaquette leest, weet weer dat het verzet geen algemene, vage term is. Verzet is geen natuurverschijnsel. Verzet is telkens één mens die opstaat tegen onrecht.

Truus van Lier krijgt een plaquette en een Stolperstein
Truus van Lier krijgt een plaquette en een Stolperstein
Truus van Lier krijgt een plaquette en een Stolperstein
Truus van Lier krijgt een plaquette en een Stolperstein
Truus van Lier krijgt een plaquette en een Stolperstein
Truus van Lier krijgt een plaquette en een Stolperstein
Truus van Lier krijgt een plaquette en een Stolperstein
Truus van Lier krijgt een plaquette en een Stolperstein

De foto’s zijn van Wessel Spoelder, Centraal Museum.