‘Mijn uniform was een tweede huid’
Ellie Lust
'Ik wil het opnemen voor collega’s die met hun poten in de prut staan’
Ruim dertig jaar werkte Ellie Lust bij de politie. Het streven naar rechtvaardigheid trok haar, maar ze koos uiteindelijk voor een tv-carrière. „Mijn uniform was een tweede huid.”
Interview Jessica van Geel
Foto’s Frank Ruiter
Donaldje is haar grootste politieverdriet. Het was 1995, tijd van de flippo’s. De elfjarige jongen had samen met wat vriendjes op de treinrails bij een station in Amsterdam-West de ideale plek gevonden om de ronde schijfjes te laten stuiteren. Een mooie gladde, harde ondergrond, en lekker rustig. Tussen de remmende treinen door was er voldoende tijd om de flippo’s op te pakken en weg te wezen – totdat de sneltrein langsreed. Samen met haar collega was Ellie Lust als eerste ter plaatse bij de melding ‘persoon voor de trein’ en dus – dat is politiecode – waren zij het aangewezen duo om naar het ouderlijk huis te rijden en de moeder te vertellen dat haar zoon was overleden. Pas in tweede instantie zag Lust daar een jongen op de bank zitten, de tweelingbroer van Donaldje. „Hoe moet ik nou slapen vannacht?” vroeg hij.
'Ik wil niet met wrok omkijken. Ik kan de hele bliksemse boel op tafel gooien, maar dat wil ik niet”
Net voordat de allereerste aflevering zou worden uitgezonden, kreeg ze van haar baas de wacht aangezegd. Er was „wat onrust”, zei hij. Ze moest kiezen. In haar boek staat het zo: ‘Je zult begrijpen, hier trekken we een streep’, zei mijn chef in dat gesprek. ‘Je gaat of linksaf, richting je mediacarrière, of rechtsaf, terug in het gelid.’ Ze is nu bijna een jaar weg bij de politie.
Is dit boek uw definitieve afscheid?
„Eigenlijk wel. Ik wilde de definitieve punt zetten. Ik heb het boek in eerste instantie voor mezelf geschreven en pas gaandeweg, toen ik herinneringen ophaalde, foto’s erbij zocht en oud-collega’s sprak, realiseerde ik me dat ik mensen een kijkje achter de schermen van het dagelijkse politiewerk wilde geven. Ik hoop dat mensen wat meer begrip krijgen voor wat de politie allemaal doet.’
Lust vertelt over haar werk bij Roze in Blauw, het lhbt-netwerk binnen de politie dat zij mede-oprichtte. Over hoe eindeloos vaak ze heeft moeten uitleggen dat de aanwezigheid van een politieboot op de Canal Parade niet betekende dat ze van de ‘feestpolitie’ was. „Het doel is juist om de drempel te verlagen aangifte te doen wegens anti-lhbtgeweld. Dat werkte. Als we feest willen vieren, staan we in burger met een glas wijn, niet in uniform.’
Ook etnisch profileren komt aan bod. Ze geeft toe dat ze na twintig jaar op straat een „getroebleerd beeld van de werkelijkheid” kreeg. „Als je in Amsterdam-West of Nieuw-West werkte, had je heel vaak te maken met Marokkanen. In Zuidoost met Antillianen. En daar ging je dan wat van vinden. Vooral van die jochies die altijd maar een grote smoel hadden en totaal geen respect voor ons toonden maar altijd om ‘respect’ vroegen.”
Ik hoor en lees van u een grote loyaliteit aan de politie, terwijl u er niet zonder problemen bent weggegaan.
„Ik wil niet met wrok omkijken. Ik kan de hele bliksemse boel op tafel gooien, maar dat wil ik niet.”
Maar als u zegt ‘ik wil niet in wrok terugkijken’ impliceert u dat het een keuze was. Dat de wijzer dus ook de andere kant op had kunnen slaan.
„Dat is zo. Maar ik heb met ongelofelijk veel plezier bij de politie gewerkt. Ik wil dat niet tenietdoen.”
Als kind al wilde ze bij de politie. „Misschien komt het wel door televisieseries als Hill Street Blues en Cagney and Lacey. Ik vond het stoer en te gek werk. Als ik politie op straat zag, dacht ik: ‘oooh, dat zou ik wel willen worden.’ Zoals jongetjes agent willen worden of brandweerman. Politieberichten op televisie vond ik ook geweldig. Dan hoorde je na het journaal ‘Hier volgt een politiebericht’ en dacht ik: ‘yes, wat is er gebeurd, wie zoeken we?’”
De politie was voor haar een plek waar naar rechtvaardigheid werd gestreefd, iets wat ze belangrijk vond als roodharig meisje dat werd gepest. Daarom waren ook de verzetsverhalen van haar grootvader belangrijk. En daarom herinnert ze zich nog altijd het opschrift bij een standbeeld op een pleintje in Oostzaan waar ze elke dag met haar tweelingzus langsliep: ‘Waar recht tot onrecht wordt, wordt verzet tot plicht.’
Ze laat op haar telefoon een foto zien: Ellie Lust met de moeder en de tweelingbroer van Donaldje. Een paar maanden geleden is ze er langsgegaan. „De moeder mailde mij ineens na 24 jaar, om te zeggen dat ze ons dankbaar was en om te vragen of ik eens wilde langskomen. Ze had nog gaten in haar herinnering. Natuurlijk deed ik dat. Toen zag ik ook die jongen binnenkomen, 35 is-ie nu. Een mooie, grote kerel met een ringbaardje en twee kinderen. Dan denk ik: zo had je er dus uitgezien, Donaldje.’
Zo’n vijftien jaar geleden trof haar persoonlijk leed waar geen harnas voor was. Boukje kreeg borstkanker, Lusts vader overleed, en omdat haar moeder al eerder was gestorven moet het ouderlijk huis worden leeggehaald. „Ik móét overeind blijven, dacht ik”, maar toen ze betrokken was bij de zoveelste afhandeling van een dodelijke aanrijding vond ze dat ze genoeg had gezien. Dus toen er een functie bij de afdeling communicatie kwam, stapte ze over, van de straat naar voorlichting.
Heeft u het werk gemist?
Ze denkt even na. „Alleen toen advocaat Derk Wiersum werd doodgeschoten. Dat moment dacht ik, nu had ik nog wel bij de politie willen zijn.”
Waarom?
„Omdat er dan iets heel bijzonders gebeurt. De dader moet en zal gepakt worden. Die saamhorigheid. De dood van Wiersum, dat was next level.”
Vindt u het tv-werk zinvol genoeg?
„Daar heb ik wel mee geworsteld. Als je voor de politie werkt, heeft dat per definitie maatschappelijk impact. Ik weet nog dat ik eens van vakantie thuiskwam en die week naar Tijd voor MAX ging, ik moest ook iets voor Shownieuws doen en ik zat bij Moltalk aan tafel. Ik dacht: is dit nou mijn nieuwe wereld? Ik wil iets doen waarmee ik nog steeds iets mag betekenen voor de mensen. En je kunt je afvragen of Ellie op Patrouille dat is, maar veel mensen vinden dat een leuk programma. Ik probeer nauwkeurig de goede keuzes te maken in de programma’s die ik maak.”
„Kijk, wat mij onderscheidt, is dat ik echt van de politie kom. Daar wil ik mee verbonden blijven. Ook omdat ik me zorgen maak over de politie.”
Deze zomer was in het nieuws dat de politie 17.000 nieuwe agenten wil binnenhalen.
„Ja, en ik weet dat één op de tien sollicitanten door de selectie komt. Dus dan zouden er 170.000 mensen moeten solliciteren, en die zijn er niet. Het is niet alleen krapte voor de diender, maar de burger heeft gewoon op een gegeven moment niet genoeg politie meer.”
Er zijn ook diverse onderzoeken geweest die melding maken van ernstige misstanden binnen de politie: verstoorde verhoudingen, discriminatie, geweld, racisme. „De norm wordt gesteld door blanke, oudere heteromannen”, stelde politiecoach Carel Boers.
Ze zucht. „Ik vind, als je naar buiten toe communiceert dat je er voor iedereen wilt zijn, dan moet je ook intern een politie voor iedereen zijn. Je móét een veilige omgeving creëren. Ook voor zo iemand als Fatima.” Lust doelt op de Leidse teamchef van de politie, Fatima Aboulouafa, die racisme, machtsmisbruik en pesten aan de kaak stelde en vooralsnog op non-actief is gesteld. „Zij wordt net als ik naar de uitgang begeleid, let maar op.”
'Ik noemt het zeemeeuwenmanagement. Die komen voor een paar jaar invliegen, schijten de boel onder en vliegen weer door'
Je blijft ze wel trouw.
„Ja, maar ‘ze’ is te groot. Een paar mensen op leidinggevende posities verpesten het. Maar dat zijn ook geen echte politiemensen.”
U bedoelt: het zijn…
„… zeemeeuwen. Ik noemt het zeemeeuwenmanagement. Die komen voor een paar jaar invliegen, schijten de boel onder en vliegen weer door.”
De mensen uit de top van de nationale politie?
„Een aantal bazen ja… Weet je wat ik weleens gezegd heb? De nationale politie [de samenvoeging van de regiokorpsen naar een landelijk korps in 2013] is niet slecht, want het kan niet zo zijn dat de linkerhand niet weet wat de rechterhand doet, maar het lijkt alsof er een soort van harttransplantatie is geweest. Er is een nieuw hart in gezet, maar dat vertoont ritmestoornissen. En veel erger: het zit op de verkeerde plek. Mijn kritiek gaat niet over de echte diender en mensen op de werkvloer. Want om hen draait juist de politie: mensen die bij nacht en ontij op straat staan, rechercheurs die met Kerst weer moeten werken, collega’s die elke dag met hun poten in de prut staan. Voor hen zal ik het altijd opnemen. Dat zijn de verhalen die ik wil vertellen.”