‘Journalisten en historici zijn net brandweerlieden’

Foto's Annelie Bruijn
Geert Mak over het nieuwe Europa

Geert Mak over het nieuwe Europa

Vijftien jaar na zijn grote boek over Europa in de twintigste eeuw kijkt Geert Mak hoe het werelddeel er nu bij ligt. Grote verwachtingen leest als een bijsluiter bij het nieuws. ‘Journalisten en historici zijn net brandweerlieden. Wij bestrijden de brand, maar zijn ook gefascineerd door het vuur.’

Interview Jessica van Geel
Foto’s Annelie Bruijn

 

De millenniumwisseling vierde hij met vrienden in een Amsterdams grachtenpand, zoals hij elk jaar oud en nieuw vierde.

Even na twaalven zag hij vanaf het balkon de kerktorens achter dikke kruitdampen verdwijnen: feestende drugshandelaren hadden meterslange duizendklappers door de straten uitgerold, als applaus voor het goede jaar. Oudjaarsavond 1999. Het magische Y2K begon. Het was feest en het kon niet op. In bijna heel Europa vlogen de bubbels over de toonbank en de lege champagneflessen uit het raam. De economie bloeide, de werkloosheid was laag. Globalisering was nog een optimistische term en hoewel we niet exact wisten wat ‘World Wide Web’ betekende, klonk het opwindend. De Muur was gevallen, het communisme dood, de Joegoslavische oorlogen voorbij en blijmoedig koersten we met z’n allen het neoliberalisme tegemoet. Het enige waarvoor we moesten vrezen, was de millenniumbug.

Triomfalisme, zo noemt Geert Mak twintig jaar later het optimisme van Europa destijds. We weten beter nu. De aanslagen op de Twin Towers betekenden net als andere terroristische daden op westers grondgebied een enorme breuk in de geschiedenis; de euro bleek niet het klaterende succes waarop Zalm en de zijnen hadden gehoopt; vervolgens ‘vielen’ de banken om, wat een schuldencrisis tot gevolg had en daarna een eurocrisis; dan was (is) er nog de immigratiecrisis, nationalisme, populisme, Poetin, Trump, de Brexit, je zou er bijna een uitroepteken achteraan zetten.

Geert Mak over het nieuwe Europa

In 2004 verscheen In Europa. Een boekwerk van 1.223 pagina’s waarin Geert Mak een eeuw geschiedenis van Europa en de Europese Unie beschrijft: van 1900 tot 1999.

Het was een uitwerking van de reizen die hij dat slotjaar van de twintigste eeuw maakte voor zijn dagelijkse column rechtsonder op de voorpagina van NRC Handelsblad. Met ruim 500.000 verkochte Nederlandstalige exemplaren en een twintigtal vertalingen was het een enorm succes. Opgeteld bij eerder werk als Hoe God verdween uit Jorwerd (1996) en De eeuw van mijn vader (1999), onderstreepte In Europa Maks positie als nationale en Europese chroniqueur van deze tijd.

Een enkeling beweert dat de kroniekschrijver iets te veel nostalgie bij zich droeg, wellicht iets te veel richting romantiek helde, maar die kritiek schudt Mak telkens grondig van zich af. Hij benoemt wat mooi was, net zo goed als wat verkeerd ging, zegt hij dan.

In zijn nieuwste boek ligt de nadruk misschien wel vooral op dat laatste – op wat er verkeerd ging. Grote verwachtingen. In Europa 1999 – 2019, dat 5 november verschijnt, is een vervolg op zijn eerste Europa-boek. Net als bij het eerste deel is er een televisieserie bij gemaakt, die eind dit jaar wordt uitgezonden door de VPRO, zij het onder een net even andere naam: In Europa. De geschiedenis op heterdaad betrapt.

Aanleiding om naar het Jorwert van Geert Mak af te reizen voor een gesprek, en een lunch. In zijn werkkamer gaat Mak achter zijn houten directeursbureau zitten en schenkt koffie in.

‘Op een zeker moment dacht ik: ik ben bezig om flarden geschiedenis van een huis met drie trappen aan elkaar te lijmen terwijl de echte geschiedenis om me heen plaatsvindt’

In uw inleiding schrijft u dat dit boek nodig was omdat de ‘urgentie te groot’ was geworden. Terwijl een historicus gewoonlijk geneigd is het recente verleden te laten rusten omdat er voor een genuanceerde analyse afstand nodig zou zijn. Wat was die urgentie?

‘Er was geen tijd om te wachten. Aan het eind van de zomer van 2016 liet de voormalige voorzitter van de Europese Raad het woord “polycrisis” vallen: “In zo korte tijd gebeurt er zoveel tegelijk, dat werkt heel destabiliserend.” Dat gevoel had ik ook. Te veel turbulentie. Ik had behoefte om alles maar eens op een rijtje te zetten. Waar kwam de Brexit vandaan? Wat zijn de effecten van de economische crisis van 2008? Wat is de diepere nawerking van de Tweede Wereldoorlog?

Ondertussen was ik bezig met het uitpluizen van de huwelijksperikelen van een deftig Amsterdams echtpaar anno 1830.’ Mak heft zijn handen in de lucht. Hij refereert aan het boek waaraan hij toen werkte, De levens van Jan Six, een geschiedenis van de patriciërsfamilie Six en hun huis aan de Amstel.

‘Ik wilde eens geen reisverhaal maken, maar een verhaal rond een mooi oud huis met een mooie familie. Ik had Amsterdam gemist. Maar op een zeker moment dacht ik: ik ben bezig om flarden geschiedenis van een huis met drie trappen aan elkaar te lijmen terwijl de echte geschiedenis om me heen plaatsvindt. Ik werkte met plezier aan het Six-boek, maar ik was ook blij toen ik mijn handen vrij had om weer met Europa te beginnen.’

 

‘Overal zitten goddank nog goeie journalisten, ondanks al die verhalen over nepnieuws’

In uw boek heeft u het over een ‘perverse situatie’ rond de vluchtelingencrisis, u benadrukt het ‘democratisch tekort’ van de EU, wijst erop dat de zwakken het hardst worden aangepakt, u noemt Thierry Baudet een ‘boeteprediker’. Met welk gevoel begon u aan dit boek, was het boosheid, somberte, angst?

‘Geen angst. Het is iets wat veel journalisten hebben: aan de ene kant staat het zweet je in de handen, aan de andere kant ben je totaal gefascineerd door wat er gebeurt. Je wilt er bovenop zitten. Journalisten en historici zijn net brandweerlieden. Wij bestrijden de brand, maar zijn ook gefascineerd door het vuur.’

Een lach. ‘Bovendien, het is ook gewoon je werk als journalist: verbanden leggen, context geven. Ik heb een flink aantal achtergrondgesprekken gevoerd, je kijkt goed naar andere Europa-specialisten, ook internationaal: zit ik nog wel op het goede spoor? Je volgt elkaar scherp, je wisselt soms een mailtje en je denkt de hele tijd: zie ik het goed? Potverdorie, wat gebeurt er nou weer? Achter ons komen de historici,’ besluit hij, ‘in dit geval zijn wij de voorhoede, een noodgedwongen voorhoede.’

Geert Mak over het nieuwe Europa

Geert Mak praat zoals hij schrijft, in bedachtzame, zorgvuldig geformuleerde zinnen vol illustraties, citaten en metaforen

Mak knikt naar een keurig opgeruimde boekenplank. De dikke rij ordners vol knipsels die daar stond, heeft hij inmiddels opgeruimd, vertelt hij. Weggegooid. Zijn dagen begonnen de afgelopen periode met tweeëneenhalf uur lezen: een paar Nederlandse kranten, de internationale pers, een Brusselse insiderswebsite als Politico. Belangrijke stukken, vooral de ‘hoe is het zover gekomen’-achtergrondverhalen, exitinterviews met hoofdrolspelers en overzichtelijke statistieken, printte hij uit en verdeelde hij per onderwerp over de inmiddels verdwenen ordners.

Voor In Europa I reisde hij bijna een vol jaar per trein en bus door Europa, met niet veel meer bij zich dan een laptop en een cd-rom van de Encyclopaedia Britannica. Voor deel II ging hij minder op pad. Hij maakte een stuk of tien rondreizen, maar las nog veel meer en sprak zoveel mogelijk mensen die hij tegenkwam, onder wie veel bevriende journalisten. ‘De knipsels zijn als legoblokjes waaruit dit boek is opgebouwd, aangevuld met gesprekken en, uiteraard, de paar historische overzichten die al over deze periode zijn verschenen. Overal zitten goddank nog goeie journalisten, ondanks al die verhalen over nepnieuws.’

Het is een journalistiek boek geworden, zegt hij. En zo leest het ook. Grote verwachtingen zit op een aangename manier dicht tegen de actualiteit aan. Op het laatste moment heeft Mak er nog het impeachment-onderzoek naar de Amerikaanse president Donald Trump en het faillissement van de Britse reisorganisatie Thomas Cook in geschreven. ‘Vanaf nu,’ besluit hij Grote verwachtingen, ‘weet u, lezer, meer dan ik.’ Het leest als een bijsluiter op het nieuws.

Geert Mak (1946) is ontspannen. Zijn boek is klaar, de komende weken heeft hij nog een paar draaidagen voor het tv-programma, maar ook dat loopt ten einde. Hij praat zoals hij schrijft, in bedachtzame, zorgvuldig geformuleerde zinnen vol illustraties, citaten en metaforen. Behalve de belangrijkste politieke en economische veranderingen benoemt hij – net als in het boek – de globalisering, de macht van internet, het gevaar van nepnieuws en de noodzaak tot samenwerking vanwege de klimaatcrisis.

Het zijn veranderingen die zelfs niet aan het ogenschijnlijk idyllische Jorwert voorbij zijn gegaan. Sinds een paar jaar zit hij er weer veel, in ‘zijn’ dorp, een kleine vijftien kilometer onder Leeuwarden. Vanuit zijn werkkamer kijkt Mak uit op de door de beukenboom gedomineerde voortuin waar ooit de verliefde dichter J. Slauerhoff werd afgewezen door Heleen, dochter van het domineesgezin dat er destijds woonde.

Daar houdt de romantiek wel zo’n beetje op. De weg naar Jorwert (tegenwoordig op z’n Fries met ‘t’ gespeld) leidt via een slinger van windmolens. Daaromheen ligt nog altijd het eeuwenoude Friese landschap, maar verderop begint zoals Mak het noemt een ‘agrarisch industrieterrein’, ‘groen asfalt’ waarboven haast geen vogel meer te vinden is. Wel megaschuren. Een melkfabriek maakt ‘zoete drankjes met chemische smaken voor de Arabische wereld’. Andere boeren halen kalveren uit Roemenië, fokken ze op met melkpoeder uit Nieuw-Zeeland en verkopen ze door naar Frankrijk. ‘Alleen de stront bleef hier.’ En de Syrische vluchtelingen, een gezin met acht kinderen, dat het dorp hartelijk had opgenomen, moest na een reeks incidenten toch vertrekken. Het gezin heeft een huis in Leeuwarden toegewezen gekregen.

In 2004, zo geeft u aan in uw boek, gingen de meeste zorgen uit naar de verhouding tussen Oost en West.

‘Die problemen hebben zich inderdaad geopenbaard, maar op een heel andere manier dan wij toen dachten. Wij dachten: het zijn vooral economische problemen, maar uiteindelijk bleken er heel diepe ideologische verschillen tussen Oost- en West-Europa. In 1993 was al afgesproken dat ruim tien jaar later in één klap tien Midden- en Oost-Europese landen zouden worden toegelaten, maar de verschillen kun je niet zomaar wegpoetsen.

‘Als je christen-democratisch hebt gestemd in de EU, moet je je realiseren dat je jarenlang Orbán hebt gesteund’

Geert Mak over het nieuwe Europa

Het heeft alles te maken met hoe iedereen zijn verleden beleeft. Het einde van de Tweede Wereldoorlog betekende voor Oost-Europeanen vooral een wisseling van dictaturen. Het was niet de bevrijding die wij voelden. Net zoals de val van de Muur. In het Westen haalden we in 1989 opgelucht adem: eindelijk hebben deze landen het communisme van zich afgeschud en

kunnen ze het liberalisme omhelzen, maar in Oost-Europa zelf werd het vooral als een nationale bevrijding gevierd.’

De voormalige Oostbloklanden stonden wel te springen om toe te treden.

‘Ja. Ze wilden bij het Westen horen. Het was een bevrijding, maar dat Brussel ook eisen stelt en dingen niet pikt, dat vinden ze echt moeilijk. In Hongarije, bijvoorbeeld, is er ook die enorme behoefte om onafhankelijk te zijn, al is dat land onder Viktor Orbán gewoon een kleptocratie. Een grote dievenbende gesubsidieerd door de EU. Dankzij de steun van de EVP in het Europese Parlement ontving het Orbán-regime enorme hoeveelheden subsidie. Dus als je christen-democratisch hebt gestemd in de EU, moet je je realiseren dat je jarenlang Orbán hebt gesteund.’ Mak snuift.

Waarschuwde niemand voor de gevolgen?

‘Jawel, maar we keken weg. Ik vond die uitbreiding destijds gevaarlijk snel, ook omdat al die landen tegelijk zouden toetreden, maar dat had een politieke reden. De Muur was gevallen en een hereniging van Europa kreeg prioriteit. De Baltische staten leken nog vrij makkelijk bij Europa te passen, maar een land als Polen hing nog aan elkaar van houtvuur en bruinkoolmijnen.

‘Als je de geschiedenis napluist, zie je dat er in financiële kringen lang is gewaarschuwd voor de euro’

Uiteindelijk kreeg het oude Oostblok iets voorgeschoteld dat je “shocktherapie” zou kunnen noemen: zonder enige overgang werden ze in een westers keurslijf van kapitalisme geperst. Met rampzalige privatiseringen en liberaliseringen tot gevolg, en alle corruptie die daarbij tevoorschijn kwam. In Rusland precies hetzelfde: shocktherapie onder leiding van het IMF en allerlei neoliberale consultants. Die wilden alles zo snel mogelijk liberaliseren en dat is in Rusland uitgemond in een geweldige roof- en plunderpartij, waardoor mensen met voorheen middelmatige inkomens ineens multimiljardair werden.’

En anderen straatarm.

‘De verhoudingen werden geweldig scheefgetrokken. Naast de magnaten was er een waanzinnige armoede. Ik was in Rusland in de jaren negentig en buiten de stations stonden mensen in lange rijen flesjes wodka te verkopen, of wat preien. Dat waren soms gepensioneerde ambtenaren of onderwijzeressen. Het was zo’n diepe vernedering dat ze blij waren dat er een dictator kwam die keurig op de twintigste van de maand hun pensioentjes overmaakte zodat ze weer een beetje een normaal leven hadden. Dus de steun voor Poetin, of welke dictator dan ook, is gecreëerd in de jaren negentig.’

En de euro? In 1999 werd de munt geïntroduceerd als betaalmiddel tussen banken, in 2002 haalden we het uit de pinautomaat. Zag iemand de crisis van een aantal jaren later aankomen?

‘Toch wel. Ik stuitte op, bijvoorbeeld, een massale waarschuwing uit 1997 van maar liefst 330 Europese economen: pas op, de euro deugt niet. Met alleen een munt kunnen we geen muntunie vestigen, zeiden ze, er moet ook gemeenschappelijk financieel beleid zijn. Ze werden weggehoond, de Nederlandse minister van Financiën Zalm sprak van “bange economen”. En de correspondent van Newsweek schreef dat zij in 1999 het gevoel had op de kade te staan en de Titanic zag wegvaren.

Dus als je de geschiedenis napluist, zie je dat er in financiële kringen lang is gewaarschuwd voor de euro. Voor Schengen gold hetzelfde probleem: daar werden de grenzen opengegooid zonder gemeenschappelijk immigratiebeleid. En voor Schengen is nog minder gewaarschuwd. Eigenlijk vond iedereen dat wel leuk, met honderd kilometer over de grenzen razen. Al die douaniers weg, heerlijk.’

Zo werd het destijds ook gepresenteerd.

‘Ja, omdat iedereen dacht: dat gemeenschappelijk beleid komt er wel. Maar dat bleek niet het geval. Grenzen en immigratie hoorden zo bij de nationale soevereiniteit, dat is tot op heden niet opgelost.’

In Grote verwachtingen noemt u 9/11 en de bankencrisis van 2008 de belangrijkste katalysatoren van veranderingen die we niet zagen aankomen.

‘Het zijn rode draden. Onze omgang met immigranten en vluchtelingen zou zonder de aanslagen van 11 september 2001 anders geweest zijn. De bankencrisis is denk ik het belangrijkste, en dan al heel gauw 9/11. Overal – Finland, Mechelen, Polen – speelde al een toenemende discussie over wat we nou met de islam aan moesten, toch was dat allemaal nog in de luwte. Na 9/11 werden immigranten ineens moslims.’

‘Het was een onttakeling van de Europese christelijke traditie,’ schrijft u, ‘die in de ogen van velen werd veroorzaakt door de nieuwkomers en de “islamisering”. In werkelijkheid was het proces al veel langer gaande, in mijn eigen Nederland al vanaf de jaren vijftig, en daar had geen moslim mee te maken.’

‘De aanslagen hebben ook in die zin grote schade veroorzaakt, net als de moord op Theo van Gogh drie jaar later. De toch al lastige politieke discussie over immigratie veranderde ineens in een godsdienststrijd. En een godsdienststrijd is hopeloos, want al ben je allang van je geloof gevallen, je ouders en je grootouders zijn ermee groot geworden, je komt toch uit die wereld. Moslims waren zwaar beledigd. Het raakte aan hun identiteit. Heel langzaam begint dat nu te veranderen, hebben we het weer over migratie in plaats van het “moslimprobleem”.’

Voor West-Europa was ook de bankencrisis een klap.

‘Het is een kantelpunt. Vooral door hoe de crisis werd afgehandeld. De banken hadden een totaal onverantwoord beleid gevoerd, veel te veel uitgeleend, bonussen konden niet op. In het optimisme was het geld over de balk gesmeten. In 2008 spatte het uit elkaar.’

‘Pas nu beginnen de sociaal-democraten te ontdekken dat ze de publieke sector moeten verdedigen’

Mak laat in zijn boek een geïnterviewde uit IJsland aan het woord die vertelt hoe de zangeres Tina Turner voor een bankiersfeestje werd ingevlogen. ‘Maar toen Turner begon te zingen, begonnen de jonge bankiers onderling druk te praten. Dat deden ze om te laten zien hoe rijk ze waren: ze hoefden niet eens naar de wereldster te kijken waarvoor ze miljoenen hadden neergeteld. Dat was pas cool.

Mensen zijn enorm bij de neus genomen. Eerst door de bankiers die uiteindelijk vrijwel zonder één schrammetje wegkwamen. Zelfs hun bonussen hebben ze niet hoeven inleveren. Dat is een moreel probleem, dat zien mensen, dat voelen mensen. Hun vertrouwen in de samenleving, met name het vertrouwen in de elite, is daardoor enorm ondermijnd.

Dit artikel verscheen in Vrij Nederland.

Maar waar ik me vooral kwaad over heb gemaakt, is het daaropvolgende bezuinigingsbeleid van Europese overheden. We redden de private banken met onze belastingcenten, dat was onvermijdelijk, maar daarmee werd wel een probleem uit de private sector verplaatst naar de publieke sector. Daar moest vervolgens voluit de prijs worden betaald met bezuinigingen en werkloosheid, terwijl de bankiers een jaar later alweer stevige bonussen konden opstrijken. Dat klinkt demagogisch, maar zo was het. Zo plat als een dubbeltje.

De VS was de bankencrisis redelijk snel te boven omdat The Fed Dagobert Duck-achtige bedragen in de Amerikaanse economie pompte, duizenden miljarden dollars. Maar in Nederland zie ik Balkenende nog met zijn neusje vooruit zeggen: het is als de huishoudknip van mijn moeder, eerst het zuur en dan het zoet. Dan denk ik: man, heb je wel zitten opletten? Staatseconomie is juist vaak het omgekeerde van de huishoudknip: als het slecht gaat, moet je stimuleren.

Goed, overheden moesten voor de banken diep in de buidel tasten, maar uiteindelijk was het een incidenteel probleem. Zeg maar dat de wasmachine kapotging. Dan leg je ook niet de hele huishoudeconomie stil. Dat is bij de crisis wel gedaan. Het was een herhaling van Colijn in de jaren dertig, het is een heel oude doctrine waarmee je de crisis alleen maar verzwaart.’

U geeft het neoliberalisme de schuld.

‘Absoluut. De VVD had de boventoon en die wilde altijd al een kleinere overheid. Dat is geen complot, zo redeneren mensen gewoon. Bezuinigingen zijn ook aanleiding geweest om de publieke sector op een enorme manier te ontmantelen. Privatiseren, marktdenken, daar draaide het om. Van de cultuursector tot aan het politieapparaat, er hebben daar tot voor kort grote slachtingen plaatsgevonden.’

Het neoliberalisme heeft de crisis aangegrepen om de publieke sector uit te hollen.

‘Ja. En dat terwijl de crisis ook veroorzaakt is door het neoliberalisme! Nu pas, na tien jaar, begint het neoliberalisme af te kalven omdat iedereen zo langzamerhand wel ziet dat het niet werkt, alleen maar kijken naar cijfers en markt.’

Krijgt politiek rechts de schuld?

‘Het was ook de Derde Weg van Tony Blair. En die aardige Wim Kok die zijn rode veren afschudde en meeging met de grote stroom. De Derde Weg was een tussenvorm van kapitalisme en socialisme, maar in wezen was het een omhelzing van het neoliberalisme en de vrije markt. Pas nu beginnen de sociaal-democraten te ontdekken dat ze de publieke sector moeten verdedigen. Anders wordt marktdenken de norm en vergeten mensen om politiek debat te voeren. Mensen voelen zich bovendien miskend omdat andere waarden, sociale waarden, niet worden gewaardeerd. Dat creëert afstand tot de politiek en de elite. En ruimte voor populisme. Er is een lange weg terug te gaan.’

De bankencrisis werd een schuldencrisis. Hoe mondde dat uit in de eurocrisis?

‘In het begin van de nieuwe eeuw zagen we wel een Oost-Westprobleem, maar we hadden weinig aandacht besteed aan een mogelijk Noord-Zuidprobleem. Terwijl juist daar veel ellende bleek te zitten. Zuid-Europa heeft een heel andersoortige economische cultuur. En toen Griekenland toetrad tot de Eurozone wist men in Brussel best dat het daar een puinhoop was. Er werd niet over gepraat. Het was zo’n klein land, zo’n kleine economie, het zou niet zoveel schade doen. Dachten we.’

Wat is die andere cultuur?

‘Griekenland, net als Italië, en tot op zekere hoogte Spanje en Frankrijk, hadden er geen problemen mee om schulden te maken. Als het een beetje te gek werd, dan was het in die landen de gewoonte om hun munt wat te devalueren, zodat de schulden als het ware verdampten. Maar de euro werkte als een keurslijf, het bond landen die heel verschillend economisch denken ongenadig aan elkaar vast. In die zin bleek de euro voor de Europese Unie een gifpil. Hoeveel voordelen die eenheidsmunt ook heeft, in politiek opzicht is het een gifpil en het gaat opnieuw problemen geven. Je kunt de Griekse economie niet strak verbinden met de Nederlandse, met de Duitse. Over vijftig jaar misschien wel, ik hoop het, maar nu nog niet.

En och, wat voelden wij Nederlanders ons goed in die Eurocrisis. Stonden we daar met ons vingertje omhoog, de hand op de huishoudportemonnee, de Grieken uit te leggen hoe ze het moesten doen. Ondertussen waren wij een van de grootste belastingparadijzen van Europa. De Griekse miljonairs, en ook de Portugese en de Russische, sluisden hun bijeen gegraaide geld allemaal weg via Amsterdam-Zuid. Daar hebben wij jarenlang geen stokje voor gestoken. Dus ik vergelijk Nederland ook wel met de dominee die op zondagochtend om tien uur de kuisheid preekt en op maandagochtend om tien uur de dienstbode in de kast drukt. Zo is het echt.’

Daar kwam de vluchtelingencrisis nog eens bovenop.

‘Het heeft de verschillen alleen maar groter gemaakt en de problemen van de EU blootgelegd. Het onderliggende probleem is natuurlijk dat Europa niet in staat is gebleken snelle politieke beslissingen te nemen en een gezamenlijk migratiebeleid op poten te zetten. Je ziet hier weer de zwakte van de constructie.’

U citeert een insider uit Brussel: ‘Europa heeft de grote migratiecrisis niet verkéérd aangepakt. Europa heeft de grote migratiecrisis níét aangepakt.’

‘De EU kan niet goed en snel reageren wanneer er iets onverwachts gebeurt. Bijvoorbeeld bij de vluchtelingencrisis. Maar ook: de Russen bezetten de Krim, de euro staat half in brand. Met een goed functionerende Europese federatie hadden we daar snel en alert op kunnen reageren. Het Europa van nu is nog altijd veel te star en onpraktisch.

Als je een echte vluchteling bent, als je je stad bent uitgebombardeerd, dan moet je bijna verzuipen voordat je hier de compleet terechte vluchtelingenstatus krijgt.’

 

Dit artikel verscheen in Vrij Nederland. 

Geert Mak over het nieuwe Europa