“Uiteindelijk gaat het om de noten” Michel van der Aa
Michel van der Aa
Michel van der Aa zit op de rugleuning van een van de vele roodfluwelen stoelen. Op rij 10. Zijn denimblauwe All Stars rusten op het zitvlak, de partituur ligt opengeslagen op de leuning voor hem. Zwarte skinny jeans, zwart overhemd. Afwisselend concentreert hij zich op zijn lezende wijsvinger, dan weer op de musici op het podium. Zo’n twintig man staat daar. Klarinettist Kari Kriikku in het midden vooraan, met om hem heen violisten, altviolisten, cellisten, een contrabassist, fagottist, trompettist en een slagwerker. Ook op het podium, achter een klaptafel met laptop, een jongen met witte oordopjes in. Hij vult de akoestische klanken aan met electronische beats, metalige pulsen, electrisch geknetter en het tikken van de naald aan het einde van een langspeelplaat.
Afgezien van een paar medewerkers van het Amsterdams Concertgebouw, wat familieleden van het ensemble en Petra – sinds twee weken Van der Aa’s assistent – is de zaal leeg. Het is vrijdagochtend 11 uur. Het Amsterdam Sinfonietta repeteert het klarinetconcert Hysteresis dat morgen zal worden opgevoerd tijdens een NTR ZaterdagMatinee. Het is de Nederlandse première, vorig jaar april is het stuk voor het eerst in Londen uitgevoerd. Hysteresis (Grieks voor ‘achterblijven’) is een begrip uit de biologie en natuurkunde en draait om de vraag of materiaal een geheugen kan hebben – zoals een metaal magnetisch kan worden nadat er een andere magneet bij in de buurt is geweest. Die vraag wordt in de compositie onderzocht. Tenminste, zo staat het netjes omschreven in het programmaboekje. Wat we horen, in de zeventien minuten die het concert duurt, is een energiek samenvloeien en botsen van akoestische akkoorden met een digitale soundscape. Alsof je ergens naartoe beweegt en telkens abrupt wegschiet, als in een achtbaan. Of zoiets. Na de repetitie, wanneer we samen lunchen, zal Michel van der Aa (45) zeggen dat ook hij het lastig vindt om het uit te leggen. Hij overweegt de titel te veranderen in simpelweg: klarinetconcert. Hysteresis is te vaag, een beetje te pretentieus vindt hij. Wat hij wel goed aan de titel vindt is dat het associaties oproept met hysterie. Dit klarinetconcert, laten we het zo maar even noemen, is lang niet het bekendste werk van Michel van der Aa. En hoewel zeer zeker high tech, ook niet zijn meest uitzonderlijke. Het kan nog veel complexer. De 3d-opera Sunken Garden uit 2011 gaf hem zijn grootste bekendheid. Met een libretto geschreven door de Britse auteur David Mitchell (bekend van Wolkenatlas), een verticale vijver als decorstuk en 3d-brilletjes die mensen tijdens de opera moesten opzetten, haalde Van der Aa enorm veel publiciteit. De toekomst van de opera is geboren, werd er geroepen en hoewel anderen daar onmiddellijk driftig kanttekeningen bij maakten, was de toon gezet. Sunken Garden gaat over filmmaker Toby die via een zoektocht naar een verdwenen man in een soort tussenwereld terechtkomt waar de kwade genius van het verhaal, Zenna Briggs, haar slachtoffers heenlokt en hun zielen leegzuigt om daar zelf onsterfelijkheid mee te verkrijgen. Terwijl vanuit de vijver driedimensionale druppels in slowmotion op het publiek afvliegen, sluiten live muziek, live zang, gefilmde beelden en opgenomen elektronische componenten naadloos op elkaar aan. Vijf jaar daarvoor, in 2006, maakte Van der Aa After Life – destijds de opening van het Holland Festival. De basis voor deze opera is de gelijknamige film van de Japanse cineast Hirokazu Koreeda. Mensen komen na hun dood op een plek waar ze hun belangrijkste herinnering moeten kiezen, als die keuze hebben gemaakt wordt dat gefilmd en mogen ze door naar de eeuwigheid. Van der Aa bouwde een decor met grazen projectieschermen, een twintig meter lange lopendeband en een metalen stellage die doet denken aan een treinperron. Van der Aa componeert, filmt, regisseert en alle andere touwtjes die dan nog loshangen houdt hij ook stevig in handen. Internationaal is hij geroemd en gelauwerd om zijn verweving van klassieke muziek met beweging, theater, film, internet, popmuziek en electronica. En maandag 26 oktober mag hij uit handen van minister Bussemaker de Johannes Vermeer Prijs in ontvangst nemen. In de Ridderzaal in Den Haag, want het is de officiële en prestigieuze staatsprijs voor de kunsten, eerder gewonnen door grootheden als Erwin Olaf, Marlene Dumas en Rem Koolhaas. De jury, voorgezeten door oud-minister Hirsch Ballin, prijst Van der Aa om zijn theatrale instinct, gebruik van de nieuwste technische middelen en souplesse waarmee hij verschillende kunstgenres samenvoegt. Of hij blij is met de prijs, vraag ik bij een caprese en een grote fles plat water. Ongelofelijk blij, zegt hij meteen. Nee, meer dan dat. Hij vindt het vooral een eer omdat het een genre-overschrijdende prijs is. “Ik vind dat als je nu dingen maakt, je gebruik moet maken van het dna van nu. Film, electronica, de visuele kant op het podium. Het is mijn wereld. Het voelt vanzelfsprekend om voor sommige dingen film te gebruiken, of een cassetterecorder, om een musicus te laten mimen, of iemand met een schemerlamp over het podium te laten lopen zoals in het celloconcert Up Close. Ik kan zo iets overbrengen dat ik niet met muziek alleen kan uitleggen. Ik ben componist, muziek is de basis. De andere middelen zijn een vergroting van mijn toolbox.”
"Mensen zijn tegenwoordig minder genregebonden, schieten in hun Spotify-playlist van Aphex Twin naar Kaija Saariaho en van Beyoncé naar Bach"
Kijkt u bij een redelijk klassiek stuk als Hysteresis ook naar de visuele kant? “Absoluut. Je rol als componist is niet klaar wanneer je partituur af is. Het gaat er ook om hoe mensen in de zaal de muziek zien. We leven in een beeldcultuur. Bijna alle jonge componisten denken tegenwoordig na over hoe het er op het podium uitziet. Toch zie je het bij orkesten nog vaak fout gaan. De violisten zijn bijvoorbeeld klaar met hun stuk in een Mahler Symphonie en laten dan hun viool als een slappe pop naar beneden hangen. Of ze spelen onderuitgezakt een hele vurige passage, echt, ik geloof het dan niet meer. Je moet mee. Goeie solisten bewegen goed. Kari Kriikku liet dat net zien bij de repetitie. Hij mag nóg meer bewegen zei ik tegen hem, nóg meer swingen op het podium. Hij is tenslotte de protagonist van het stuk. Janine Jansen kan dat ook goed. Ze voegde met haar bewegingen en toneelpersoonlijkheid echt iets toe aan het vioolconcert dat ik voor haar geschreven heb.” Vindt u dat het genre van de klassieke muziek breder opgevat moet worden? “Ja. Mensen zijn tegenwoordig minder genregebonden. Veel twintigers en dertigers schieten in hun Spotify-playlist van Aphex Twin naar Kaija Saariaho en van Beyoncé naar Bach. Dat benauwend binnen een genre blijven is niet meer. Ik voel dat zelf ook zo. Soms werkt een beat beter dan een abstracte klanksculptuur. Alles is legitiem vind ik, zolang je maar je idee kunt overbrengen.”
Daar wil ik het graag met hem over hebben: het idee dat hij wil overbrengen. Het werk van Michel van der Aa gaat altijd over het zoeken naar identiteit. De identiteit van een klank, de identiteit van een individu. Die individuen – in zijn opera’s of muziekstukken met videobeelden zoals Up-Close – bevinden zich vaak in een tussenwereld, tussen leven en dood. Ze worden achtervolgd, opgejaagd, ze zijn ergens waar ze niet willen zijn en zoeken een uitweg. Van der Aa: “En nu wil jij weten of het wel goed met me gaat?” Precies. “Ik weet nog dat mijn moeder voor me in de zaal zat bij mijn eerste opera [One, 2002], na afloop draaide ze zich om en ze vroeg ook of het wel goed met me ging. Haha. Het was ook wel een heftig stuk hoor, een soort droom, nachtmerrie. Het zijn nu eenmaal thema’s die mij bezighouden. Ik ben erg maatschappelijk betrokken, maar ik zal niet snel iets maken over vluchtelingen bijvoorbeeld. Ik dik mijn thema’s in tot algemeen menselijke emoties zodat iedereen er iets mee kan. Ik maak humanistische stukken, zo noem ik het graag.” Ja, maar dan weet u wel de donkere thema’s uit het humanisme te pakken… “Het enige dat ik kan zeggen is dat het dingen zijn die mij inspireren en bezighouden. Heel veel dieper is het geloof ik niet. Geen jeugdtrauma’s. Ik ben wel altijd al gefascineerd geweest over de dood en de grote schaduwfacetten van ons leven en dat heb ik nooit eng.” Ik las dat u als kind tot muziek werd aangetrokken doordat een psycholoog u adviseerde gitaar te spelen om van uw nachtmerries af te komen. “Dat was de huisarts van het dorp waar we woonden. Schoorl. Toen ik een jaar of negen was sliep ik slecht, de huisarts dacht die jongen kan zijn energie niet kwijt.” Waar gingen die nachtmerries over? “Het waren cyclische achtervolgingsdingen. Ik herinner me dat ik bepaalde handelingen moest verrichten, maar zo ontzettend veel dat ik het nooit zou kunnen afkrijgen. Dat gevoel. Een soort lopendebanddingen.” Hielp het? “Jaha. Ik voel het nog steeds zo. Mijn hoofd staat altijd aan en ik moet dat afvoeren, want anders knalt het. Muziek maken is een biologische noodzaak voor mij. Ik trek het al niet als ik te lang vakantie heb.”
"Ik ben altijd een geek geweest. Van een oude dual pick-up knipte ik een draadje door een deed daar een lampje tussen, dat gaat dan knipperen op de muziek"
Vroeger was de muziek bij hem thuis altijd aanwezig. Zijn vader studeerde orgel en koor-directie, zijn moeder zong. Als hij in bed lag hoorde hij door twee deuren dik de muziek die zijn ouders maakten. Of de muziek die ze draaiden – Bach, The Beatles, The Everly Brothers, Supertramp, Miles Davis. Daar viel hij dan op in slaap. Muziek kwam dus heel natuurlijk in zijn leven, hij kon ook al een beetje pianospelen, maar pas toen Van der Aa via de huisarts-omweg de gitaar ontdekte begon zijn muzikale leven echt. Vrijwel meteen maakte hij eigen liedjes. Dan zette hij zijn drie jaar jongere zusje en zijn ouders op een stoel voor hem en speelde hij iets. U ging naar het conservatorium en koos voor muziekregistratie, een vrij technische afstudeerrichting. Waarom? “Muziekregistratie is aan de ene kant heel technisch – de opnametechnieken – maar het is ook heel muzikaal. Ik heb er altijd gitaar bij gedaan, daar moest ik ook op redelijk hoog niveau eindexamen in doen. Die combinatie van techniek en creativiteit paste juist goed bij me. Ik ben altijd een geek geweest. Van mijn ouders kreeg ik eens een oude dual pick-up en mijn oom, een techneut, zei dat als je een van de twee draadjes naar de speakers doorknipt en daar een lampje tussen doet, het gaat knipperen op de muziek. Dat deed ik dan. Ik heb ook een hele tijd lichtorgels gemaakt. Dan bouwde ik van hout een soort sigarendoosje met starters van een tl-buis, van die witte dingen met twee knopjes. En als je die tussen een snoer van een lamp doet dan gaat-ie knipperen.” Wanneer begon u met componeren? “Dat deed ik altijd al, tussendoor, tijdens mijn studie. Ik ben wel eerst met een vriend een opnamebedrijfje begonnen. We hebben een stuk of dertig cd’s gemaakt, vooral nieuwe muziek, maar ik besefte dat ik dat niet mijn hele leven wilde doen en toen ben ik alsnog compositie gaan studeren, bij Diderik Wagenaar, Gilius van Bergeijk en Louis Andriessen. Ik weet nog dat Louis op de eerste les zei: die is zo eigenwijs, die kan ik niets meer leren. Maar ik heb ongelofelijk veel van hem geleerd uiteraard. Al denk ik wel dat het goed is om een vat te hebben waar je uit kunt putten. Componeren is een raar vak, je kunt het eigenlijk niet fout doen. Ja, je kunt een te lage noot voor een picollo schrijven, maar niemand vertelt je dat je een stuk moet maken met een slagwerker die schuurpapier over een plank cirkelt. Je moet je eigen stem ontwikkelen.” Dat deed u ook door later filmregie in New York te studeren. “Ja, ik wilde meerdere disciplines beheersen, echt muziektheater maken. Ik heb ook nog een andere cursus gedaan die me erg gevormd heeft. Een mond vol: International dance course for professional choreographers and composers in Londen. ‘s Ochtends deed je mee aan de dansles om de timing van de bewegingen te voelen, daarna kreeg je een opdracht om een stuk van twee of drie minuten te maken dat werd dan ‘s avonds uitgevoerd. Elke dag. Twee weken lang. Dat was een enorme bevrijding. Ik deed altijd belachelijk lang over mijn stukken, daar leerde ik vertrouwen op mijn intuïtie. Get rid of the water, zei artistiek leider en choreograaf Loyd Newson dan. Dat zinnetje zingt nog regelmatig door mijn hoofd. Alles wat eromheen drijft moet weg, het gaat om dat kernidee. Die ene zin waarmee je een stuk kunt uitleggen.” De opera Sunken Garden is zijn meest multidisciplinaire stuk. Het stuk met het libretto van David Mitchell en de 3d-brillen. Het is zijn meest bejubelde stuk en tegelijk het eerste stuk waarvoor hij recensies met slechts één ster kreeg. Wat wel even slikken was. De opera was bij de wereldpremière in april 2013 in de English National Opera (ENO) in Londen met veel bombarie aangekondigd als de allereerste 3d-opera ter wereld. De hype was te groot, vertelt Van der Aa. Het kon alleen maar misgaan. Zo’n beetje alle muziekjournalisten en operabazen waren bij de ‘Opera van de toekomst’ aanwezig, The Guardian was mediapartner en een krant als de Daily Mail– die normaal nooit iets doet aan klassieke muziek – besteedde er zes pagina’s aan. Hoe kijkt u terug op die tijd? “Ik heb er, zeg maar, carrièretechnisch een hele nieuwe volwassenheid door gekregen. Ik was blij met de positieve recensies van de New York Times en de Wall Street Journal, ook de meeste Duitse kranten waren positief, maar ik ben door sommigen echt afgemaakt. Dat had er ook mee te maken dat ik een niet-Engelman was die subsidiegeld opat van de Engelsen. En ik vind dat de persafdeling van ENO iets te hard heeft ingezet op ‘the first 3d-opera’. Terwijl het eigenlijk over het verhaal gaat. Dat is het lastige.”
Neemt u uzelf iets kwalijk? “We hadden er om financiële redenen voor gekozen om geen boventiteling te hebben, dat was een enorme fout. Het publiek kon het verhaal niet goed volgen. Daar had ik veel harder voor moeten vechten. De versie die we in Londen hebben gedaan was niet perfect. Later heb ik nog een tweede versie van Sunken Garden gemaakt voor Lyon, en ik denk als de huidige versie in première zou gaan er heel anders op gereageerd zou worden.” Hoe was de samenwerking met David Mitchel? “Geweldig. Ik was al langer fan van zijn boeken en dan niet alleen de Wolkenaltas, maar alles wat hij maakte. Ik wilde iets met hem doen en, zoals dat gaat, mailde mijn uitgever zijn uitgever, en ik kreeg toen direct een bericht van David terug. Hij had mijn After Life gezien en wilde heel graag samenwerken. Hij heeft een geweldigde draai gegeven aan mijn idee voor het verhaal. Die verticale vijver op het podium was ook zijn idee.” Wat was de strekking van het verhaal dat u hem meegaf? “Het moest gaan over de wereld tussen leven en dood. Daar wil ik een trilogie over maken. Dus na After Life en Sunken Garden maak ik ooit nog eens een derde opera hierover. Het fascineert me als je naar twee kanten kunt kijken, naar het leven en de dood. Bij After Life deden we onderzoek naar de vraag wat het meest bijzondere moment van je leven is. Iedereen heeft daar een beeld van, maar je denkt ook tegelijk: ik ga nog allerlei dingen meemaken die nóg meer bijzonder zijn. In die tussenwereld kan dat niet meer, dat fascineert me. In After Life was het een troostrijke omgeving, in Sunken Garden een plek waar mensen tegen hun wil werden gehouden.” En bij de derde opera? “Dat gaat over een bepaalde kijk op euthanasie. Verder zeg ik niets.” Hij zwijgt inderdaad even. We zitten inmiddels aan de koffie, hij neemt een slok. “Je moet als maker mensen een paar duwen in de juiste richting geven, maar de laatste pas moeten ze zelf lopen. En hoe ver je mensen doorduwt in jouw wereld, dat is iets waar ik veel over nadenk. Hoe geef je je publiek zoveel informatie dat ze met je mee willen gaan, zonder dat je als een soort Walt Disney-film te veel uitlegt? Ik wil een ruimte scheppen waarin mensen zich vragen wíllen stellen. Kijk, ik maak natuurlijk gewoon de stukken die ik wil maken. Sommige mensen zullen altijd wel moeite met mijn werk hebben. De een meer met Hysteresis, de ander meer met Sunken Garden. Daar kan ik als maker geen rekening mee houden, want als ik dat doe ga ik naar het publiek toe schrijven en dan gaat het fout. Dan ben ik niet meer authentiek. Die innerlijke droom, die drijfveer van het tegengaan van de nachtmerrie, die moet ik zuiver houden. Omdat ik de dingen niet zozeer voor een ander maak, alswel voor mezelf.” Het is tegen tweeën. Michel van der Aa wil nog even langs huis om een paar mails te beantwoorden, daarna gaat hij zijn kinderen – Tim en Simon – ophalen van school.
"Je moet als maker de mensen een paar duwen in de juiste richting geven, maar de laatste pas moeten ze zelf lopen"
De maandag erop spreek ik hem in zijn huis in het Amsterdamse IJburg. In de woonkamer op de tweede verdieping hangen nog de slingers van Tims verjaardag – hij is de dag ervoor 6 geworden. Het is avond. Simon, zijn oudste van 7, gaat net naar bed. Op de vierde etage, helemaal bovenin, drinken we een kop thee. Daar is zijn werkkamer die aan de ene kant in beslag wordt genomen door een enorm bureau, aan de andere kant door een wandvullende modulaire analoge synthesiser. De kast eromheen bouwde hij zelf, de losse klankmodules schakelde hij aaneen. Het resultaat: knopjes, kabels, flikkerende lampjes en “altijd een warme kamer”. Hij bouwde de synthesizer omdat hij na al het werken met een beeldscherm het tactiele aspect van muziek maken miste. Het aan knoppen draaien en kabels steken. De kinderen komen wel eens naar boven om er mee te spelen, zegt Van der Aa, maar het is niet zo dat zijn zoons met muziek in slaap vallen zoals hij vroeger deed. Zijn vrouw Maaike Aarts is violist bij het Nederlands Kamerorkest en de kinderen gaan wel eens kijken. De jongste speelt viool. Maar ze mogen zelf kiezen wat ze willen. Een Beatlesmanie hebben ze nu, na een Supertramp- en Michael Jackson-fase. Michel van der Aa is erg gelukkig met de uitvoering van Hysteresis afgelopen zaterdag vertelt hij desgevraagd. Kari Kriikku had in overleg met hem een hippieachtig rood overhemd en spijkerbroek aangetrokken. Hij bewoog mooi, vindt hij, en de energie van de uitvoering was goed. Maar Van der Aa’s gedachten gaan inmiddels weer uit naar nieuwe zaken. Hij werkt aan zijn acceptancespeech voor de Johannes Vermeer Prijs, zijn Book of Disquiet uit 2008 wordt hernomen en hij schrijft aan een nieuwe kameropera Blank Out. Vandaar dat hij Petra onlangs heeft aangenomen als zijn personal assistant. “Ik ben een perfectionist, maar ik kom gewoon niet meer door mijn inbox heen. Dit is een point of no return.” Ze moeten samen nog een beetje uitvogelen wat ze precies voor hem kan doen. Vandaag heeft ze stenen voor hem gekocht. Voor Blank Out spelen die namelijk een belangrijke rol en hij wilde het geluid van stenen opnemen om te sampelen en electronica mee te maken. Normaal zou hij zelf in de auto zijn gestapt naar het tuincentrum, nu kon hij door met componeren. Dat scheelt. Waar bent u nu vooral mee bezig? “Ik probeer 90 procent van mijn harddisk in mijn hoofd over Blank Out te laten gaan. Daar zit de grootste druk op. In maart is de première en ik moet de noten met Kerst toch echt wel aan Miah Persson geven, de Zweedse sopraan die het stuk zal zingen. Ik trek de telefoon en internet eruit en dan ben ik tot in de middag alleen maar aan het componeren.” Waar gaat de opera over? “Over een moeder en een zoon en een verdrinking in 1976. Het werk van de Zuid-Afrikaanse dichter Ingrid Jonker speelt ook een rol. Zij is in de jaren 60 enorm belangrijk geweest voor de anti-apartheidsbeweging en ze heeft prachtige gedichten gemaakt over moeder-zijn en de schaduwkanten van het leven. Op haar 31ste is ze de zee in gelopen en verdronken. Die gedichten staan in de opera in contrast met alledaagse herinneringen aan de verdrinking.” Nog technische hoogstandjes? “We gaan live 3d-film gebruiken. Er staat een camera die dingen op het podium opneemt en dat live projecteert op het scherm achter de zangeres. Verder wordt het een redelijk compacte opera waarbij de vrouw als enige op het podium staat. De zoon is opgenomen, net als het Nederlands Kamerkoor. Het décor past dus in één grote bus. We kunnen vrij eenvoudig ergens naartoe rijden en huppekee. Er is redelijk veel interesse in mijn werk, gelukkig, maar de kosten voor de grote producties, mijn opera’s, is bijna voor niemand te behappen. Het décor, de techniek…”
Hoe zorgt u voor de financiering? “Door co-producerende partners te vinden in het buitenland. Operahuizen of festivals die de opera ook willen afnemen. Het is met al die bezuinigingen echt niet meer mogelijk om alleen voor Nederland een grote opera te maken. Vroeger met After Life kon dat nog, maar de budgetten zijn te ver gekrompen. Met After Life en Sunken Garden reisden we met drie vrachtcontainers de wereld rond. Lyon, Melbourne, Londen. Up-close is in vijftien landen uitgevoerd. Maar inmiddels is een groot deel van het décor van After Life vernietigd, de lopendeband bijvoorbeeld. Het opslaan kost op een gegeven moment meer dan het later opnieuw laten maken. Sunken Garden is net gered: er gaat binnenkort een zeecontainer met het décor naar de Verenigde Staten omdat een operahuis daar een optie heeft genomen op de Amerikaanse première.” Wilt u met uw stukken het politieke debat rond kunst beïnvloeden? Nu kijkt hij voor het eerst wat bedrukt. “Er is veel kapot gemaakt door de laatste cultuurbezuinigingen dus er is nog veel waarvoor we moeten vechten. En we moeten ook nog steeds aan de politiek uitleggen dat kunst belangrijk is en waarom. Dat probeer ik ook te doen als lid van de Akademie van Kunsten. Maar het gaat me niet primair om een maatschappelijke discussie.” Waar gaat het dan wel om? “Uiteindelijk gaat het om de noten en om je werk. Daar zit de stress. Elk stuk levert weer zoveel spanning op, ik vraag me wel eens af hoe ik dat vol blijf houden. Ik weet wel dat mensen vinden dat ik een control freak ben, maar dat moet ook. Ik heb toch vaak het gevoel dat ik het het beste met mijn stuk voor heb. Bovendien, I can’t take no for an answer. Als ik was gestopt elke keer als ik nee had gehoord, dan had ik nooit iets van de grond gekregen. Er bestaan geen systemen voor wat ik maak, er is geen infrastructuur. En bij elk nieuw project begin je weer van onder af aan. Het maakt niet uit of je een 3d-opera hebt gemaakt, vijf sterren hebt gekregen, prijzen hebt gewonnen. Elke keer moet je toch weer van de ene noot naar de andere.” Book of Sand The Book of Sand is een digitale, interactieve liedcyclus die Michel van der Aa dit jaar voor het Holland Festival maakte. Geïnspireerd door de rol van oneindigheid, doolhoven en spiegels in de fantasierijke verhalen van de Argentijnse schrijver Jorge Luis Borges, zijn er drie parallelle filmlagen waar je als kijken vrijelijk tussen kunt wisselen. Het verhaal: een jonge vrouw (vertolkt door de Australische popzangeres Kate Miller-Heidke die ook in Sunken Garden speelde) verzamelt zand dat door een geheimzinnige machine tussen de filmlagen verplaatst wordt. Je kunt The Book of Sand zien en horen via de site: thebookofsand.net of downloaden via iTunes. Johannes Vermeer Prijs De Johannes Vermeer Prijs is de Nederlandse staatsprijs voor de kunsten en bestaat uit 100.000 euro. De winnaar mag dat besteden aan een speciaal project op zijn werkterrein. De Nederlandse regering heeft de prijs in 2009 ingesteld om uitzonderlijk artistiek talent te eren en te stimuleren. De prijs kan worden toegekend aan in Nederland werkende kunstenaars uit alle artistieke disciplines. Winnaars van eerdere jaren zijn: operaregisseur Pierre Audi, filmmaker, schrijver Alex van Warmerdam, fotograaf Erwin Olaf, beeldend kunstenaar Marlene Dumas, architect Rem Koolhaas en grafisch ontwerper Irma Boom. De jury van de prijs bestaat dit jaar uit Ernst Hirsch Ballin (voorzitter), Irma Boom (laureaat 2014), Claudia de Breij, Ann Demeester en Stephan Sanders. Componist Michel van der Aa ontvangt op 26 oktober de prijs uit handen van minister Jet Bussemaker van Cultuur in De Ridderzaal in Den Haag. Gepubliceerd in Vrij Nederland, 2015