Kim van Kooten en Pauline Barendregt
Puck is jarig. Ze is vijf geworden, en ze staat met haar moeder op de stoep van een Rotterdamse achterstandswijk te wachten op een zwarte, glimmende auto. Naast ze staan hun koffers. Haar moeder heeft gereageerd op een contactadvertentie: ‘Heer (niet onbemiddeld) zoekt hulp in de huishouding’. En nu komt die meneer hen ophalen. Eenmaal in Zwijndrecht, in de kapitale villa waar de man woont, wordt Puck overladen met kado’s. Haar moeder, geestelijk matig begaafd, krijgt de leesmap en elke dag een fles rosé. De man – ‘ome meneer’ en later ‘papa’ genoemd – is pedofiel. Vanaf dag één wordt Puck misbruikt.