Kristallnachtlezing Vrijheidsmuseum
Lezing Jessica van Geel in het Vrijheidsmuseum ter ere van de Kristallnachtherdenking ‘De nacht van het gebroken glas’
We bestaan omdat we weten dat de ander ons ziet
Wanneer doe je iets als je onrecht om je heen ziet gebeuren?
Wanneer kom je in actie?
Na de Kristallnacht van 1938 was er kritiek dat er Duitsers waren die te weinig hadden gedaan.
En dan bedoel ik niet de kritiek die Adolf Hitler had. Want Hitler was na die gruwelijke nacht van 9 op 10 november teleurgesteld dat er niet méér Duitsers hadden meegedaan met de gewelddadige aanvallen op Joodse winkels, scholen, synagogen.
Nazi’s – samen met burgers die zich spontaan bij de gewelddadigheden aansloten – trapten deuren in van huizen waar Joden woonden. Ze kwamen met knuppels en bijlen Joodse winkels binnen, ze vernielden Joodse gebedshuizen. Ze mishandelen en doodden Joden. Ze zetten Joden gevangen in concentratiekampen, ze vernielden Joodse bezittingen.
Er vielen die nacht – in Duitsland, Oostenrijk en Sudetenland (deel van huidig Tsjechië) – maar liefst 400 doden, duizenden gewonden. 30.000 mensen werden opgepakt. 7.500 Joodse winkels werden vernield, 1.400 synagogen werden in brand gestoken.
Het waren wat Hilter betreft niet genoeg geweldplegers geweest.
Maar – later – kwam er ook andere kritiek: de kritiek dat mensen te weinig hadden gedaan om de gewelddadigheden te voorkomen.
De Duitsers die niet aangevallen werden, die niet Joods waren, en de mensen die niet meevochten met de nazi’s, waren bang. Doodsbang. Terwijl buiten mensen werden aangevallen, deden anderen hun deur extra goed op slot, ze sloten de gordijnen, verstopten zich in hun huizen, wachtten tot het voorbij was.
Wat doe je als zo’n geweldsuitbarsting bij jou in de straat plaatsvindt?
Is hen iets kwalijk te nemen?
Ik vraag me af: Wat hadden deze mensen die nacht kunnen doen?
Het is een vraag die we ons nu ook kunnen stellen.
Helpt het als ik – mijn kleine ik – nu iets zeg als ik antisemitische uitspraken hoor?
Helpt het als ik opkom tegen racisme?
Als ik iets zeg wanneer transpersonen worden aangevallen?
Wat kun je doen?
Ik schreef Een steen op mijn bureau. Een boek – noem het een pamflet – dat parallellen trekt tussen de Tweede Wereldoorlog van Truus van Lier en de wereld waarin wij nu leven
Een aantal jaar geleden schreef ik de biografie van Truus van Lier. Zij was een jonge vrouw, een rechtenstudent, die tijdens de Tweede Wereldoorlog bij het gewapende verzet ging.
Op 22-jarige leeftijd, in 1943, schoot Truus van Lier een foute NSB-hoofdcommissaris van de politie dood, een man die op het punt had gestaan een groep Joden en verzetsmensen op te pakken.
Dit jaar schreef ik een soort vervolg op die biografie.
Ik schreef Een steen op mijn bureau. Een boek – noem het een pamflet – dat parallellen trekt tussen de Tweede Wereldoorlog van Truus van Lier en de wereld waarin wij nu leven:
Een wereld waarin we steeds meer autocraten aan de macht zien komen.
Een wereld waarin er politici zijn die: binnen de landsgrenzen minderheden marginaliseren – en buiten de landsgrenzen mensen zoveel mogelijk weg proberen te houden.
Dit is die steen op mijn bureau. U ziet het: Het is geen bijzondere steen. Het is een steen die ik in elke willekeurige straat kan achterlaten en het zou niemand opvallen.
Het is een kassei om gedachteloos overheen te lopen.
Een steen om een ruit mee in te gooien.
Dit is de straatsteen die een paar jaar geleden uit de stoep is gehaald om de Stolperstein voor Truus van Lier te leggen.
Een Stolperstein – jullie weten het ongetwijfeld – is een gedenksteen om slachtoffers van het nationaalsocialisme tijdens de Tweede Wereldoorlog te herdenken.
Een steen – om het zo te zeggen – om je in het heden over het verleden te laten struikelen.
Zo’n steenlegging is een emotionele aangelegenheid. En toen familieleden van Truus van Lier zouden komen om haar Stolperstein te leggen – dat is nu drie jaar geleden – was ik die eerder die ochtend al met een paar anderen aanwezig. We stonden voor haar ouderlijk huis in Utrecht.
‘Wil je die hebben?’ vroeg de gemeenteambtenaar toen hij me naar de niksige steen zag staren.
Op zijn teken had de stratenmaker hem zojuist uit de stoep gelicht en die probeerde nu of de messing Struikelsteen – de blinkende, betekenisvolle opvolger – in het ontstane gat paste. De afgedankte voorganger had de stratenmaker opzijgelegd.
Naar die steen wees de gemeenteambtenaar.
‘Wil je die hebben?’ vroeg hij nog een keer.
‘Ja graag,’ zei ik.
Al wist ik niet precies waarom.
Sindsdien ligt deze steen op mijn bureau.
Iets te zijn.
Maar wat? vroeg ik me lange tijd af.
‘Laat u ons alstublieft niet ten gronde gaan. Red ons, red ons’
Na Kristallnacht schreven Duitse Joden wanhopige brieven naar het Comité voor Joodse Vluchtelingen in Nederland, in de hoop hier een verblijfsvergunning te krijgen.
Dit Comité hield zich vanaf 1933 bezig met de opvang van Joodse vluchtelingen.
Ik lees een paar passages van die brieven voor, die zijn gepubliceerd in het boek Ik weet me geen raad van Willy Lindwer en Aline Pennewaard
Ik wil u dringend verzoeken om in aanmerking te komen voor plaatsing in uw vluchtelingenkamp. (De briefschrijver bedoelde Kamp Westerbork, toen nog een vluchtelingenkamp)
Wij zijn Duitse staatsburgers en zijn in bezit van alle benodigde emigratiepapieren.
We hebben een kind van 20 maanden oud.
Onlangs zijn wij uit onze woning gezet en wij hebben geen mogelijkheid meer hier te blijven.
Wij zijn hardwerkende mensen. Wij zullen niemand tot last zijn.
Een andere brief begint zo:
Excuseert u mij dat ik de vrijheid neem u deze brief te schrijven. De nood is echter zo groot en ik zit dusdanig in de knel, dat ik als ongelukkige echtgenote en moeder geen andere uitweg meer weet –dan mij om hulp smekend tot u te wenden.
Ontroostbaar en wanhopig went ik mij tot u.
Een andere brief eindigt met:
Laat u ons alstublieft niet ten gronde gaan.
Red ons, red ons.
We weten dat het met de meeste brievenschrijvers slecht is afgelopen.
De meesten kregen geen vergunning om Nederland binnen te komen.
Dan moeten jullie weten: de meeste Joodse vluchtelingen kwamen eind jaren 30 het land al niet meer binnen. Je moest kunnen aantonen dat je ‘in direct levensgevaar was’, anders maakte je überhaupt geen kans op een verblijfsvergunning.
Met de kennis van nu was dat een cynische eis.
In direct levensgevaar.
Na de Kristallnacht werden er uit coulance wel wat meer Duitse Joden binnengelaten – 7.000 in totaal. Maar de meeste mensen moesten aantonen dat ze doorreisden naar bijvoorbeeld de Verenigde Staten, of ze werden later alsnog naar Duitsland teruggestuurd.
De Nederlandse regering – hier komt nog iets anders cynisch – was bang dat het binnenlaten van meer Joodse vluchtelingen antisemitisme alleen maar zou aanwakkeren.
Ik vraag me af: Wat kan een overheid doen?
Wanneer kom je in verzet? Wanneer laat je van je horen?
De oom van Truus van Lier – de bankier Alfred van Lier – werkte voor dit Comité voor Joodse vluchtelingen.
We weten dat Truus op de hoogte was van zijn werk.
We weten ook dat haar oom illegaal Duitse Joden in zijn huis opving.
Foto: Truus van Lier (Het Utrechts Archief)
Truus ging het verzet in: mede door de verhalen die haar oom Alfred aan haar vertelde.
Een ander voorbeeld.
Tineke Guilonard was lid van dezelfde verzetsgroep als Truus.
Later zouden Tineke en Truus beiden door dezelfde vrouw verraden worden. Tineke en Truus zouden in de zelfde gevangenis terechtkomen – en zelfs in dezelfde cel zitten.
De vader van Tineke was tweede man van de KLM. Hij was een luchtvaartpionier. Toen hij voor de KLM in Bremen was, maakte hij daar de Kristallnacht mee. Tineke Guilonard vertelde later dat haar vader ‘als een gebroken man’ uit Bremen was teruggekomen. ‘Zijn mensbeeld’, zei ze, ‘had een enorme deuk gekregen’.
Foto: Tineke Guilonard (rechten onbekend)
Tineke Guilonard ging het verzet in: door de verhalen die haar vader over de Kristallnacht vertelde.
Wanneer kom je in verzet?
Wanneer laat je van je horen?
Jullie weten dat Adolf Hitler niet per se wilde dat iedereen een nazi of een fascist werd.
Hannah Arendt, de Duits-Amerikaanse filosoof, schreef er het volgende over in haar boek Totalitarisme:
En ik citeer: ‘De ideale onderdaan van een totalitaire heerschappij is niet de overtuigde nazi, noch de overtuigde communist, maar de mens voor wie het onderscheid tussen feit en fictie – en het onderscheid tussen waar en onwaar – niet langer bestaan.’
Oftewel: Hitler wilde vooral dat het volk zich niet meer met politiek zou bemoeien, zodat hij zijn gang kon gaan. Hij wilde dat het volk schouderophalend afhaakte, dat het niet meer wist wat waar was en wat niet waar was.
Hij wilde dat het volk zich in slaap liet sussen.
Toen ik dat las, dacht ik: Dit is wat de rechts-extreme leiders van nu willen dat wij worden: afgestompt en wegkijkend.
Liggen jullie ook wel eens wakker van Trump?
Zien jullie ook die filmpjes van ICE en hoe zij willekeurig mensen van de straten in de Verenigde Staten oppakken?
Maken jullie je ook zorgen als jullie bij een demonstratie ergens in Nederland de Prinsenvlag zien wapperen: de vlag van de NSB?
Wanneer – vraag ik me af – ben je een gewaarschuwd mens?
Je kan niet op voorhand zien wie er een verzetsheld gaat worden. Dat is jammer, maar dat is tegelijkertijd goed nieuws
Er is veel onderzoek gedaan naar wie er in de Tweede Wereldoorlog het verzet inging. Met name in de jaren 80 is er sociologisch onderzoek gedaan naar het menselijk gedrag en naar altruïsme. Er zijn interviews gehouden met honderden mensen:
Met mensen die een Yad Vashem-onderscheiding hadden gekregen voor de hulp die ze tijdens de oorlog – met gevaar voor eigen leven – aan Joden hadden geboden.
Met mensen die net niet in aanmerking waren gekomen voor die onderscheiding.
En met mensen die door anderen waren gered.
Wat bleek uit al die interviews?
Er was niet één persoonlijkheidstype aan te wijzen dat eerder dan anderen het verzet in ging.
Je kan, kortom, niet op voorhand zien wie er een verzetsheld gaat worden.
Dat is jammer.
Maar dat is tegelijkertijd goed nieuws.
Want als er niet één menstype bestaat dat eerder een verzetsstrijder wordt dan een ander, dan kunnen we in potentie allemaal helden worden.
Die onderzoeken maakten wel wat anders duidelijk. En dat was dat bepaalde invloeden van belang waren:
Zoals een enorme woede; een zekere drang tot avontuur; ongebonden zijn; en het snel kunnen beslissen onder stressvolle omstandigheden.
Wat ook van belang was: met klein verzet beginnen – en op tijd beginnen. Het is makkelijker om met kleine daden te beginnen en daarna tot grotere daden over te gaan. Het is makkelijker om vandaag te beginnen dan morgen.
Wat ook belangrijk was, zo stelden de onderzoekers: Onderdeel zijn van een hechte gemeenschap. Liefst een ethische of morele gemeenschap. De communisten, gereformeerden, feministen waren niet voor niets bovengemiddeld vertegenwoordigd in het verzet.
En wat doorslaggevend was voor de mensen die tijdens de Tweede Wereldoorlog besloten het verzet in te gaan – een heel eenvoudig gegeven eigenlijk; iets wat ik niet verwachtte – en dat is: je moet gevraagd worden. Als een bekende aan de deur staat met een concrete hulpvraag, dan ben je sneller bereid om te hulp te schieten.
Je moet op de hoogte zijn van wat er gaande is in de wereld.
Je moet op tijd van je laten horen.
En: iemand moet je een vraag stellen.
Truus van Lier en Tineke Guilonard wisten niet wat er de maanden, de jaren na 1938 zou gebeuren. Ze wisten alleen wat ze zélf zouden gaan dóén
Truus van Lier en Tineke Guilonard wisten niet wat er de maanden, de jaren na 1938 zou gebeuren.
Ze wisten alleen wat ze zélf zouden gaan dóén.
Na haar verzetsdaden werd Truus van Lier verraden. Ze werd op 27 oktober 1943 in Sachsenhausen gefusilleerd.
Tineke Guilonard werd ook verraden. Maar ze overleefde de oorlog. Ze bleef – tot aan haar dood in 1996 – een voorvechter emancipatie en ze streed voor jeugdhulpverlening rondom drugs en abortus.
Wat wij kunnen doen: is een gewaarschuwd mens zijn
Kristallnacht wordt vaak gezien als begin van de Holocaust.
Wanneer – vraag ik me af – ben je een gewaarschuwd mens?
Ik denk niet dat we de mensen – die in de nacht van 9 op 10 november 1938 niet de straat op gingen om tegen de nazi’s te vechten – ik denk niet dat we hen iets kwalijk kunnen nemen.
Als ik eraan denk hoe ik zou reageren…
Ik zou doodsbang zijn.
Wat wij kunnen doen: is een gewaarschuwd mens zijn.
Een vriendin zei een keer – ze had het over liefdesrelaties, maar toch – ‘het is nooit geregeld’. Het is nooit geregeld. Er bestaat geen status quo, alles verandert.
Dat kan ten positieve. Ik noem: de invoering van het homohuwelijk op 1 april 2001.
Maar het kan ook ten negatieve. Bijvoorbeeld: Dat Tweede Kamer nog niet zo lang geleden wilde dat Nederland zich in Europa actief verzet tegen het opnemen van abortus als mensenrecht.
Het is nooit geregeld. We kunnen niet achterover leunen.
We bestaan omdat we weten dat de ander ons ziet
Die steen op mijn bureau.
Ik wist ineens wat die steen betekende – die straatsteen die er al die tijd al lag. Die doodgewone steen die plaats had gemaakt voor de Stolperstein van Truus van Lier.
Dit grijze kinderkopje herinnert me eraan dat we niet meer terug kunnen naar een tijd dat we niet wisten.
Als we eenmaal weten, kunnen we niet meer niet-weten.
Stel dat ik de steen van de tafel duw. Stel: Dat dat is wat er gebeurd. Ik duw de steen van tafel. Dat is, zeg maar, de politieke werkelijkheid.
Dan kan ik drie dingen doen.
Ik kan meewerken – meeduwen – en de steen extra snel van de tafel af laten vallen.
Ik kan weerstand bieden, en aan de andere kant van de steen tegendruk geven.
Of: ik kan niets doen en toekijken hoe de steen van de tafel valt.
Dus hoewel er drie mogelijke reacties zijn: meeduwen, tegenduwen, of niets doen, zijn er slechts twee uitkomsten: de steen valt van de tafel of niet.
We weten allemáál niet wat de komende maanden, de komende jaren gaat gebeuren.
Maar we kunnen dingen láten gebeuren door het heft in handen te nemen. Door onze stem te laten horen.
Letterlijk: wat we – hopelijk allemaal – een paar weken terug hebben gedaan in de stemhokjes. Maar we moeten ook onze stem laten horen in gesprekken met anderen, bij demonstraties, in discussies, in de supermarkt, bij bijeenkomsten als deze, overal moeten we onze stem laten horen.
Hannah Arendt zei daar – tot slot – iets interessants over.
Ze stelde dat de wereld niet over De Mens gaat, niet over het individu – de kleine ik – maar over Mensen die handelen.
Ze schrijft: (het is een wat lastig citaat, maar blijf bij me):
‘Niets en niemand in deze wereld bestaat zonder voor z’n zijn een toeschouwer te veronderstellen. Met andere woorden, geen zijnde, voor zover het verschijnt, bestaat in enkelvoud; al wat is, is bestemd om door iemand waargenomen te worden.’
Daarna schrijft ze:
‘Niet de mens, maar mensen bewonen deze planeet.
Pluraliteit is de wet van de aarde.’
Je kan ook zeggen:
We bestaan omdat we weten dat de ander ons ziet. Met alle verschillende stemmen en ideeën die we hebben: We hebben elkaar nodig.
Hannah Arendt zegt hiermee dat het wezen van de mens – wie we zijn als we onszelf tot de essentie afpellen – dan is dat volgens haar niet het denkende individu – die in z’n eentje over de wereld aan het peinzen is – ,
maar de essentie van de mens is iemand die iets doet in connectie met anderen.
Mensen die samen handelen.
Mensen die op tijd nadenken.
Mensen die hun stem laten horen.
Mensen die elkaar vragen stellen.
Mensen die gewaarschuwde mensen durven te zijn.
Deze lezing is uitgesproken op 9 november 2025 in het Vrijheidsmuseum, Groesbeek, ter ere van de Kristallnachtherdenking. Rechten voorbehouden.