Open monden zag ik om mij heen. Open monden van een paar vrienden met wie ik een etentje had.
Maxime Februari: 'Dat we de macht al jaren niet bevragen, is angstaanjagend'
Open monden zag ik om mij heen. Open monden van een paar vrienden met wie ik een etentje had. Ze leunden wat naar achteren in de stoelen en in hun blikken bespeurde ik iets van angst. Ik had zojuist hun vraag ‘en waar werk jij nu aan?’ beantwoord. Ik lees het nieuwste boek van Maxim Februari vertelde ik, over een paar dagen interview ik hem. Ik zei dat ik gegrepen was door het onderwerp, al klonk het niet echt sexy: Doe zelf normaal gaat over de gevolgen van digitalisering voor democratie en rechtsstaat.
Daar had ik m’n disgenoten nog niet direct mee van hun stuk gebracht. Dat gebeurde toen ik een paar voorbeelden uit Februari’s boek gaf.
In zijn ‘wonderlijke carrière’, zoals hij het zelf noemt, was hij eens betrokken bij onderzoek naar een vliegtuigongeluk. Het leek een eenvoudige casus: de radiohoogtemeter was stuk. Toch kon dat niet de oorzaak zijn – zoals een kapotte kilometerteller ook niet een auto-ongeluk betekent, illustreerde ik mijn vrienden soepeltjes. Na onderzoek werd duidelijk dat de defecte hoogtemeter aan andere vliegtuigsystemen was gekoppeld die dus verkeerde informatie doorkregen en op basis daarvan verkeerde beslissingen namen. Zijn we al geland? Ja hoor, zeiden de systemen, we kunnen vaart minderen. Ik deed met m’n hand een neerstortend vliegtuig op tafel na.
De systemen zijn zo ‘vernetwerkt’ stelt essayist, schrijver, denker en rechtsfilosoof Februari dat we geen overzicht meer hebben. De samenleving is zo gedigitaliseerd, we hebben zoveel data van onszelf in systemen gestopt en laten stoppen, dat we er geen controle meer over hebben. Bij ‘harde’ data, zoals meters en tijd gaat dat al niet altijd goed, maar het is fnuikend als het ‘zachte’ data betreft: gegevens over menselijk gedrag. Daarmee – met m’n vingers roffelde ik op tafel – glippen onze waarden als democratie, mensenrechten en rechtsstaat uit onze handen. Je digitaliseert en democratie verandert. Je digitaliseert en het recht verandert.
De corona-app zou volgens politici niet meer zijn dan het ouderwetse gele vaccinatieboekje, maar dan digitaal. Maxim Februari legt uit dat dat een gevaarlijke simplificatie is, want door dergelijke gegevens te digitaliseren kan een maatregelen met één druk op de knop voor een grote groep mensen worden ingevoerd. Bovendien kunnen er andere gegevens aan de QR-pas worden toegevoegd of andere systemen aan gekoppeld worden. We staan er ook niet bij stil dat het niet de overheid zelf maar vaak commerciële automatiseringsbedrijven zijn die dergelijke persoonlijke informatie opslaan. En als het misgaat, kun je als burger niemand aanspreken.
Dat was zo ongeveer het moment dat ik mijn tafelgenoten met open mond aantrof. Ik had ze overvoerd, maar ging door. In een podcast vergeleek Februari deze dreigende rechtstatelijke ramp met kwelwater in een dijk. Als het water over de dijken klotst dan sjouw je met zandzakken of vlucht je weg. Maar er is ook water dat in de dijk sijpelt. Je ziet het niet, maar dit kwelwater maakt de dijk zompig en uiteindelijk zakt-ie in.
‘Enfin. Zo staan we er als mensheid op het moment dus voor’, verzucht Februari.
'Ik ben geen instituut met faciliteiten en medewerkers. Ik heb een werkkamer met een tafel en een laptop, meer is het niet'
‘Flegmatisch’ noemt hij zichzelf. Rustig diep denkend en grappig met een tikkeltje ironie, zou je ook kunnen zeggen. Doe zelf normaal noemt hij een essay, een Versuch, met zichzelf als ‘gids met een zwak lampje in een duister woud’.
Het slimme meta-denken van Maxim Februari is meermaals geprezen. Ik hoef de P.C. Hooftprijs die hij drie jaar terug ontving niet te noemen, evenmin de C.C.S. Croneprijs voor zijn oeuvre (2019) of de J.L. Heldringprijs voor columnistiek (2018). U kent zijn columns. Eerst in de Volkskrant, daarna in NRC Handelsblad.
Tot nu. Want vanaf deze maand begint Maxim Februari – ik trommel nu op m’n toetsenbord – als schrijver voor Vrij Nederland. Zijn nieuwe boek is een prettig inhoudelijke aanleiding, maar de primaire reden waarom ik een paar dagen na het vriendenetentje richting zijn huis in de Betuwe rijd, is om Februari welkom te heten.
Kun je vertellen waarom je overstapt naar Vrij Nederland?
“Ik heb eerst tien jaar voor de Volkskrant columns geschreven en daarna wilde ik dat tien jaar voor NRCdoen. Dat is door corona langer geworden, maar eigenlijk had ik een jaar geleden al definitief besloten weg te gaan. Ik realiseerde me dat mijn column uit elkaar is geklapt.”
Hoe bedoel je dat?
“Het is eigenlijk te succesvol. Er zit een enorme praktijk achter een column. Ik heb netwerken en gigantische archieven, maar ik werk in m’n eentje. Ik ben geen instituut met faciliteiten en medewerkers. Ik heb een werkkamer met een tafel en een laptop, meer is het niet. Ik raakte uitgemergeld van de hoeveelheid werk en durfde haast geen onderwerp meer op te pakken. Enige aanhechting is fijn en daarom heb ik mijn thuisbasis voorlopig bij Vrij Nederland verkozen”
Waarover ga je schrijven?
“Dat is vrij. Beslis zelf maar wat je onderwerpen worden, zeiden ze, kijk eerst maar eens even. Dat is voor mij ideaal.”
Dus je hebt geen afspraken over vaste stukken?
“Nee, het was juist de bedoeling: geen vaste column. Ik kan iets oppakken en dat hoeft er dan niet in 750 woorden doorheen gejast te worden. Ik kan onderzoek doen en dan met iets groots komen, of meer frivole onderwerpen oppakken.”
Proza, zou dat ook kunnen?
“Als dat mag”. Hij lacht. “Dat zou mooi zijn.”
Is de signatuur van het tijdschrift belangrijk voor jou?
“Ja. Je kunt op twee manieren naar het blad kijken. Het is oud en eerbiedwaardig maar de lezer kwijtgeraakt. Of je zegt: Vrij Nederland zit in een nieuwe pioniersfase waar het zichzelf moet heruitvinden. Zoals ik mezelf. Er zitten veel jonge mensen omheen die het gevoel hebben dat ze iets moeten met de wereld. Dat bevalt me.”
“De krant is een moloch waar ik niemand kende. Het is een zwart gat waar je elke week een stuk in gooit. Soms hoorde ik in de verte een plons en kreeg ik bericht dat m’n column was gearriveerd. BijVN kan ik me voorstellen dat ik iets gezamenlijks zou kunnen doen. Je kunt iets van elkaar leren.”
Heb je al onderwerpen in gedachten?
“Ja, er zijn twee dingen die ik wil gaan doen.”
Kun je daar iets over zeggen?
“Nee. Het is niet zo spectaculair. Het wordt pas leuk als ik het ga doen.”
'Ik ben niet van plan om deskundige te worden. In het land der blinden ben ik dat inmiddels, maar ik hoop dat ik het kan overdragen'
Je gaat over digitalisering schrijven, neem ik aan?
“Ja, maar ook dat is tricky, want ik ben niet van plan om deskundige te worden. In het land der blinden ben ik dat inmiddels, maar ik hoop dat ik het kan overdragen.”
Ik denk dat veel mensen je als specialist zien.
“Maar ik wil mezelf er niet in vastdraaien. Degenen die ik spreek en wiens stukken ik lees, zijn mensen die aan de universiteiten werken. Zij hebben vakgroepen waar ze eindeloos door collega’s gevoed worden, congressen waar ze naartoe gaan. Dat heb ik allemaal niet. Dit is zelfstudie.”
Ik denk dat veel anderen zich in jouw geval specialist zouden noemen. Maar als jij al die kennis hebt, ga je eigenlijk weer weg…
“Ja. Ik ga altijd weg. Dat heeft misschien te maken met het feit dat ik in m’n eentje toch wel erg kwetsbaar ben. De verantwoordelijkheid is best groot. Ook omdat mensen altijd geneigd zijn om te geloven wat ik zeg.” Dat laatste zegt hij met enige aarzeling.
Dat is toch prettig?
“Het is ook eng. Het is Life of Brian van Monty Python. Dat hij zegt: ‘je moet zelf blijven nadenken!’ en dat de massa dan echoot: ‘Ja, we moeten zelf blijven nadenken!’
“Je moet niet doen wat ik zeg.”
Waarom geloven mensen jou?
“Dat weet ik niet. Dat is altijd al zo geweest, mijn hele leven al.”
Beschouw je dat niet als een groot goed?
“Je ziet wat er gebeurt met mensen die daar zelf in meegaan, dan begint het grensoverschrijdende gedrag. Dus je moet jezelf constant terugfluiten.”
Dat wisselen van onderwerpen en dat veranderen van werkgever, is dat jezelf terugfluiten?
“Ja.”
Eenmaal bij Maxim Februari aan de keukentafel vertel ik over m’n diner met de open monden. Met het uitlezen van Doe zelf normaal heb ik het kwelwater zien stijgen. Terwijl we vertrouwen op data, ondermijnen we de democratie. En als we regeren met algoritmes halen we ook het menselijke uit het rechtssysteem.
Bovendien, stelt hij, legt de klimaatcrisis een enorme druk op de regering om in te grijpen. Een eerste ‘rampenoefening’ hebben we met de coronacrisis gehad en daar zijn we, om het flegmatisch te zeggen, niet glansrijk uitgekomen. De politiek zocht naarstig naar een app, terwijl er in de samenleving geen serieus maatschappelijk debat over de coronamaatregelen was.
Voor Februari was dat gebrek de voornaamste reden om dit boek te schrijven. Want de situatie was, en is, ernstig. De democratische instituties raken steeds verder uitgehold. We vertrouwen de politicus niet meer, de rechter, dokter en wetenschapper ook niet. De autoriteiten verdwijnen, er is nog geen consensus over wat waarheid is en ondertussen discussiëren we – als het al geen ruziën is – op online platforms van techgiganten die er bigdata uit trekken en dat vervolgens aan adverteerders doorverkopen.
Februari in Doe zelf normaal: ‘Hadden we niet juist recht en democratie ontwikkeld omdat de mensen het nooit met elkaar eens zullen worden en toch moeten samenleven?’
Je verhaal is onthullend en alarmerend, maar ik merkte tijdens het etentje met vrienden dat we al snel bijschonken en op andere onderwerpen overgingen. Missen we een gevoel van urgentie?
“De wereld wordt bestuurd door nerdachtige types als Elon Musk, Mark Zuckerberg en Bill Gates die vrij abstract denken en alles intellectualiseren. Zij zijn totaal niet geïnteresseerd in de vrijheid van de mens. En de rest”, hij kijkt me aan, “is een beetje aan het feestvieren.”
“Als we die jongens in de gaten willen houden dan moet je meedenken. Dus ik dacht: ik maak een boek waarin ik het vrij strak orden zodat je grip kan krijgen op welke vragen er eigenlijk zijn.”
Korte tijd is hij stil.
“Van de week keek ik televisie. Het ging over levensadviezen en er werd voortdurend gezegd: je zit te veel in je hoofd. En ik dacht opeens: volgens mij zitten mensen veel te wéínig in hun hoofd.”
Met de coronacrisis had je mensen die vragen stelden, die al snel wappies werden genoemd, en je had mensen die braaf de regels van Rutte en De Jonge opvolgden omdat ze dachten: dit is een crisis, laten we naar de macht luisteren.
“Het grote gevaar van de laatste jaren is dat iedereen die zichzelf een beetje als een intellectueel beschouwt, zegt: weet je wat, we stoppen met denken want dat is gewoon het allerbeste wat wij op dit moment kunnen doen. Het gaat zo slecht met de wereld, we laten de macht alles regelen.”
“Terwijl ik vind dat het je taak is, als pers, als wetenschap, als kunst om die macht voortdurend te bevragen. Dat we dat al jaren niet doen, is angstaanjagend.”
Wat is het risico?
“Dat de macht er met de macht vandoor gaat, en dat is in de hele geschiedenis nog nooit een goed idee geweest.”
Als tiener op de middelbare school heb je een spreekbeurt gegeven over het geven van een spreekbeurt. Die metablik had je toen al.
“Dat meta ben ik blijven doen.”
Hoe reageerde de klas?
“Oh, ze vonden het geweldig. De koffiejuffrouw, mevrouw Berends, kwam daarna binnen en kinderen riepen: we hebben net zo’n mooie spreekbeurt gehad. Toen moest ik ’m voor mevrouw Berends nog een keer doen.”
“Die abstracte manier van denken zie je terug bij de mensen die computerprogramma’s maken.”
De nerds…
“Ja. Ik ben eigenlijk een nerd, maar ik hoor er niet bij.”
Je bent een zachte nerd…
“Ik ben een zachte nerd. Ik snap wat ze daar doen in die abstracte wereld, maar qua temperament en levensgevoel hoor ik bij de mensen van de kunst.”
Is het boek een waarschuwing?
“Ik wil duidelijk maken dat we geregeerd worden door abstracties. Zo absoluut kun je het zien. Op het moment dat je alle beslissingen overlaat aan systemen ben je het menselijke, het belichaamde gesprek kwijt. De onderlinge chemie is weg, het gekrakeel in het parlement. Computersystemen zijn abstract en werken met reducties. Het menselijke gedrag wordt tot een paar datapunten teruggebracht en de rest wordt compleet genegeerd.”
Je hebt het over een ‘magisch schild’ waarmee de snelheid van auto’s automatisch begrensd kan worden. Je vindt het een verontrustende techniek.
“Nu liggen er drempels in de straat die ervoor zorgen dat je niet harder dan 30 kilometer per uur kan rijden. Als je de drempels wilt weghalen is dat een ontzettend gedoe. Die moeten worden uitgegraven, omwonenden zien het gebeuren, het kost veel geld en veel tijd. Dan wordt er geroepen dat zo’n schild hetzelfde doet maar dan digitaal, maar er zijn twee grote verschillen: schaal en snelheid. Via de digitale weg voer je in één tel zo’n verandering door. En de besluitvorming eromheen kan ook vrij simpel, waarmee de uitvoerende macht veel machtiger wordt.”
Je schakelt zo de zelfdenkende burger uit. Stel mijn moeder ligt op sterven dan kan ik nu besluiten dat ik harder dan 30 kilometer per uur naar haar huis rijdt, ook omdat het 5 uur ’s nachts is en ik niemand op straat zie.
“Ik heb eens een hoge ambtenaar gesproken die zei dat we de regels honderd procent moeten handhaven. Dat is griezelig, omdat je dan niet inziet dat de wet een levend instrument is.”
“Ik geef altijd het voorbeeld van Rosa Parks. Als je haar van tevoren de toegang tot de bus had ontzegd dan had ze nooit kunnen weigeren om haar zitplaats aan een witte passagier af te staan. Dan was er geen rechtszaak geweest, had het hooggerechtshof zich er niet over gebogen en was de rassensegregatie niet afgeschaft. Je hebt wetsovertreding nodig omdat de gemeenschap de wet moet kunnen bevragen.”
Je zegt ook: data zijn historische gegevens…
“Als je je daarop baseert verandert er nooit meer iets. Je bent je levendige cultuur kwijt. En nou ja, ik ben af en toe bang dat dit gewoon niet gezien wordt.”
Het is het onzichtbaar stijgende kwelwater.
“Ja, niemand ziet het omdat niemand er zin in heeft. Niet alleen omdat we geen zin hebben om na te denken, maar ook omdat het progressief is om te doen wat de macht zegt.”
Is dat progressief?
“Ja, want anders ben je een wappie en niet goed bij je hoofd.”
We hebben de digitale problemen, maar we hebben ook nog het probleem dat de burger zich niet meer vertegenwoordigd voelt.
“Dat heeft met elkaar te maken, want het komt ook door de digitalisering dat we op andere plekken met elkaar in verbinding zijn. We zien elkaar op social media, waardoor het nog moeilijker is om met elkaar in discussie te treden.”
“Terwijl, we moeten juist uit de sfeer van morele verontwaardiging komen, want we zitten met z’n allen in hetzelfde schuitje. De technologische uitvindingen zijn een feit. Het is ook niemands schuld, uitvindingen worden nu eenmaal gedaan uit nieuwsgierigheid. En we kunnen elkaar voor rotte vis uitmaken en elkaar ontzettend hard op het hoofd slaan, maar dat maakt het leven er niet gezelliger op. Dus we zullen met z’n allen moeten bedenken: wat nu? Wat vinden we wenselijk gedrag? Welke waarden willen we hoog houden? Hoe zorgen we dat de rechtsafhandeling een beetje netjes verloopt?”
Ik denk dat er mensen zijn die vrezen dat we elkaar wél op het hoofd gaan slaan. Dat er eerst oorlog moet komen en we pas daarna weer gaan nadenken en concluderen dat democratie zo slecht nog niet is.
“Als je mij om een prognose vraagt, dan denk ik dat we inderdaad best nog eens een aantal hele vervelende jaren tegemoet kunnen gaan. Als je zegt: Maxim Februari, jij bent vandaag de grote dictator, want wij geloven jou allemaal, dan zeg ik: We gaan deze oorlog even overslaan en gewoon nadenken. Er staat grote veranderingen op het spel. Je ziet de politiek onderuit zakken. Hele slimme mensen moeten daar over na gaan denken.”
Dat ga jij niet doen, daar moeten anderen over nadenken?
“Vind ik wel. Dan ga ik een roman schrijven.”
Heb je er een in gedachten?
“Vaag, vaag.”
“Mensen vragen me vaak, wat kunnen we doen? Dan zeg ik: we moeten digitaal wakker worden. Je kunt de boel de boel laten, maar je kunt ook denken: als we nou een beetje die kant op duwen dan wordt het misschien nog wat.”
Dat is wat je gaat doen bij Vrij Nederland, een beetje duwen?
“Ja”. Dan na enige aarzeling: “Ik weet nog niet waar tegenaan, maar er valt vast iets te duwen.”
“En vervolgens moet je de schrijver daarbij in de gaten houden, want wie weet duwt hij een kant op waar je helemaal niet heen wil. Je moet iedereen met machtsstreven wantrouwen.”
Ook jou?
“Ook mij. En ik mezelf ook.”